What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
oefentoetsles 2M
Welkom
1 / 38
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
38 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom
Slide 1 - Slide
Lesdoel
- Je bereidt je voor op de toets
Slide 2 - Slide
Lesprogramma
- Welkom en introductie (5 min)
- Terugblik en huiswerk (5 min)
- Zelfstandig werken (toetsvoorbereiding) (35 min)
- Quiz (15 min)
- Afsluiting (5 min)
Slide 3 - Slide
Terugblik
Oefentoets
Huiswerk
Slide 4 - Slide
Opdracht 3
1 legendarische quotes
2 attractief affiche
3 applaudisseren capaciteiten
4 repertoire futuristische visie
5 virtuele sympathiek
6 onmiddellijk firmament
Zorg dat je de spelling van deze woorden goed kent voor de toets!
Slide 5 - Slide
Uitleg
- Neem de theorie door (i.v.m. kennisvragen)
- Extra uitleg: Lezen, ontleden
- Bepaal wat je extra wilt oefenen en pak oefenmateriaal
Afspraken:
Het is stil in de klas (vragen: op fluistertoon)
Slide 6 - Slide
Hoe geeft de schrijver tekstverbanden aan?
A
Functiewoorden
B
Doewoorden
C
Signaalwoorden
D
Niet
Slide 7 - Quiz
Dus is een signaalwoord van een...
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
doel-middel verband
D
chronologisch verband
Slide 8 - Quiz
'Maar' geeft een
A
opsommend verband
B
tegenstellend verband
C
redengevend verband
D
uitleggend verband
Slide 9 - Quiz
'doordat' is een
A
redengevend verband
B
vergelijkend verband
C
uitleggend verband
D
oorzakelijk verband
Slide 10 - Quiz
Kies het juiste antwoord.
Kortom: waar komen onze straatnamen eigenlijk vandaan?
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
Slide 11 - Quiz
Wij hebben ons vergist.
wij =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 12 - Quiz
Het is jouw boek.
Jouw =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 13 - Quiz
Wat voor soort woord is hem?
Tekst
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
bijvoeglijk voornaamwoord
D
voorzetsel
Slide 14 - Quiz
Wie haalt jullie op?
Wat voor soort is het woord JULLIE?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord
Slide 15 - Quiz
Wat doet een verwijswoord?
A
Een verwijswoord verwijst je naar een volgende tekst.
B
Een verwijswoord verwijst naar iets dat eerder in de tekst genoemd is.
Slide 16 - Quiz
synoniem voor aangekomen
A
gearriveerd
B
geland
Slide 17 - Quiz
Als je een uitleg of toelichting geeft van iets gebruik je?
A
Dubbelepunt
B
Komma
C
Puntkomma
D
Punt
Slide 18 - Quiz
Waardoor kun je vaak een puntkomma vervangen?
A
een komma
B
en
C
je kunt de puntkomma niet vervangen
Slide 19 - Quiz
Een puntkomma (;) betekent dat er een voorbeeld komt.
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quiz
De toets ging erg goed * ik verwacht minimaal een 9.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt
Slide 21 - Quiz
Ik kijk de toetsen pas morgen na * want ik heb nu geen tijd.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt
Slide 22 - Quiz
Een puntkomma gebruik je......
A
bij een opsomming
B
bij een gedachte
C
bij het begin van een zin
D
om twee zinnen te verbinden
Slide 23 - Quiz
Tussen twee persoonsvormen zet je een komma.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quiz
9. Denkt Floris aan het feest van gisteren?
Bron: ww.berktekst.nl
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PAO
Slide 25 - Quiz
1. De leerlingen wisten het antwoord niet.
Bron: Berktekst.nl
A
OPA
B
POA
C
APO
D
PAO
Slide 26 - Quiz
Hoe noemen we het accent op het volgende woord: crêpe
A
accent grave
B
accent circonflexe
C
accent aigu
Slide 27 - Quiz
Welke werkwoordspellingsregels gebruik je bij Engelse werkwoorden?
A
De 'normale' Nederlandse
B
De Engelse
Slide 28 - Quiz
Engelse werkwoorden moet je hetzelfde vervoegen als Nederlandse werkwoorden
A
Juist
B
Onjuist
Slide 29 - Quiz
Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd
Romy en Marie (racen)
A
raceten
B
racetten
C
raceden
Slide 30 - Quiz
Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete
Slide 31 - Quiz
Wat ontbreekt er bij de gebiedende wijs?
A
persoonsvorm
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
werkwoord
Slide 32 - Quiz
Tim pakt limonade, omdat hij dorst heeft.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
bijzin + bijzin
Slide 33 - Quiz
Toen ik naar huis ging, regende het ontzettend hard, waardoor ik nat werd.
A
Hoofdzin + hoofdzin + Hoofdzin
B
Hoofdzin + Hoofdzin + Bijzin
C
Bijzin + Hoofdzin + Bijzin
D
Bijzin + Bijzin + Hoofdzin
Slide 34 - Quiz
Wat is geen nevenschikkend voegwoord?
A
En
B
Maar
C
Of
D
Terwijl
Slide 35 - Quiz
Ik ga met de fiets, want het is mooi weer.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord
Slide 36 - Quiz
Ik was de groenten, terwijl zij het vlees bakt.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord
Slide 37 - Quiz
Afsluiting
Dinsdag 26 november toets
: meenemen: pen (blauw of zwart), toetspapier en leesboek
Vooruitblik: vrijdag 29 november: les om aan nieuwsbericht te werken.
Dinsdag 3 december: start presentaties
Veel succes met leren!!!
Slide 38 - Slide
More lessons like this
klas 3d spelling h4
June 2020
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Werkwoordspelling les 3: persoonsvorm vt, voegwoorden en het onderwerp
September 2020
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Toetsweek P2 - spelling
January 2022
- Lesson with
16 slides
Engelse werkwoorden
14 days ago
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Engelse werkwoorden 5.9
February 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Engelse werkwoorden
22 days ago
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Formuleren H1 aantrekkelijk formuleren
February 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3-6
Engelse werkwoorden
November 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2