This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
De hoge en late middeleeuwen
5.1 De opbrengst van landbouw
Slide 1 - Slide
De prehistorie
In de prehistorie (vanaf 200.000 v.Chr.) leefde de mens als jager-verzamelaar, tot rond 10.000 v.Chr. de landbouw werd ontdekt.
Op een gegeven moment was er voedsel genoeg en begon de bevolking te groeien.
Slide 2 - Slide
Zet de zinnen in de juiste volgorde onder elkaar:
1.
2.
3.
Meer voedsel betekent meer mensen.
Meer mensen betekent meer huizen.
Meer huizen betekent het ontstaan van dorpen en steden.
Slide 3 - Drag question
Klassieke oudheid
In de klassieke oudheid (3.000 v.Chr. tot 500) wonen veel mensen in steden.
In steden wonen veel mensen bij elkaar, die elkaar niet allemaal kennen. Omdat er genoeg voedsel is, hoeft niet meer iedereen boer te zijn.
Slide 4 - Slide
Maak de zinnen op de juiste manier af:
Er is genoeg voedsel, dus
Niet iedereen kent elkaar, dus
er ontstaan nieuwe beroepen.
er ontstaat behoefte aan wetten.
Slide 5 - Drag question
Rond het jaar 500
Rond het jaar 500 vond er een grote verandering plaats in Europa. Er kwam meer oorlog en ellende, de veiligheid was weg.
Van een samenleving georganiseerd in steden, gingen we terug naar landbouw.
Slide 6 - Slide
Waardoor werd deze verandering veroorzaakt?
A
Mensen leefden liever als boer dan in de stad.
B
Door de val van het Romeinse rijk.
C
Men had zin om oorlog te voeren met elkaar.
D
Als je je eigen eten verbouwd, kost het niks.
Slide 7 - Quiz
Opbrengst landbouw
Rond het jaar 1000 waren er minder oorlogen en de bevolking begon te groeien. Om te zorgen dat iedereen te eten had, moest de opbrengst van het land groter worden.
Boeren gingen allerlei nieuwe technieken uitproberen.
Slide 8 - Slide
1. Ontginnen
Stukken bos of moeras werden geschikt gemaakt voor landbouw.
Er was op die manier meer land om producten te verbouwen.
Slide 9 - Slide
2. Drieslagstelsel
Het land werd in drie stukken verdeeld. Een deel werd gebruikt voor zomergraan, een deel voor wintergraan en een deel lag braak.
Dat betekent dat het níet werd gebruikt, zodat dat deel rust kreeg.
Slide 10 - Slide
3. Nieuwe werktuigen
Er kwamen nieuwe en verbeterde werktuigen, zoals de ijzeren ploeg.
Slide 11 - Slide
Ambachten
Dit zorgde ervoor dat er meer opbrengst kwam uit landbouw. Niet iedereen hoefde boer te zijn.
Sommige mensen begonnen aan een ander beroep (ambacht) en werden ambachtslieden, zoals timmerman, smid, bakker, slager of schoenmaker.
Slide 12 - Slide
'Een bos of moeras geschikt maken voor landbouw'
Hoe noem je dat in één woord?
Slide 13 - Open question
Hoe noem je het systeem, waarbij je landbouwgrond in drie stukken verdeeld, en je steeds één deel rust geeft?
Slide 14 - Open question
Geef een voorbeeld van een nieuw landbouwwerktuig in de middeleeuwen.
Slide 15 - Open question
Waarom ontginning?
Waarom het drieslagstelsel?
Waarom nieuwe werktuigen?
Zo kwam er meer landbouwgrond beschikbaar, en dus meer voedsel.
Door een deel niet te gebruiken, kreeg dat rust en kon er later meer groeien
Door de ijzeren ploeg ging het werk sneller, daardoor kon een groter gebied bewerkt worden.
Slide 16 - Drag question
Zet op de volgende dia de bananen zinnen in de goede volgorde...
Slide 17 - Slide
Door de groeiende bevolking was er behoefte aan meer voedsel.
Daarom gingen boeren nieuwe technieken uitproberen.
De techieken zijn: ontginning, drieslagstelsel en nieuwe werktuigen.
Door deze nieuwe technieken was er een grotere opbrengst
Niet iedereen hoefde meer boer te zijn, er kwamen nieuwe beroepen
Die noem je 'ambachten', de mensen noem je 'ambachtslieden'.