What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Schwache Verb
Hausaufgaben
Aufgabe 2 Seite 73Aufgabe 3 Seite 74 Aufgabe 2 Seite 71
Aufgabe 2 Seite 76 und 77Aufgabe 3 Seite 78
''En dan nu alles samen op 79 en 80 (was al hw van de les van vóór de vakantie)+89, 90, 91 (deze les)
1 / 12
next
Slide 1:
Slide
Duits
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
12 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hausaufgaben
Aufgabe 2 Seite 73Aufgabe 3 Seite 74 Aufgabe 2 Seite 71
Aufgabe 2 Seite 76 und 77Aufgabe 3 Seite 78
''En dan nu alles samen op 79 en 80 (was al hw van de les van vóór de vakantie)+89, 90, 91 (deze les)
Slide 1 - Slide
Zielen
Je kunt het verschil tussen een sterk en een zwak werkwoord benoemen
Je kunt de zwakke werkwoorden op de juiste manieren vervoegen
Slide 2 - Slide
Hoe herken ik zwakke werkwoorden?
Stam blijft hetzelfde: De stam van het werkwoord verandert niet, ongeacht de tijd of persoon.
ik maak-ik maakte
ich mache-ich machte
Slide 3 - Slide
Hoe vind ik de stam?
1: Neem het hele werkwoord: Bijvoorbeeld, “machen” (maken).
2: Verwijder de uitgang -en of -n: Wat overblijft is de stam. Voor “machen” haal je “-en” weg, waardoor je “mach” overhoudt
Slide 4 - Slide
Vervoegingen
Ich stam+ e (ich mache)
du stam+ st (du machst)
er,sie,es stam+ t (er,sie,es macht)
wir stam+ en (wir machen)
ihr stam+ t (ihr macht)
Sie, sie stam+ en (Sie,sie machen)
Slide 5 - Slide
Controle
Hoe herken ik zwakke werkwoorden?
Hoe vind ik de stam?
Slide 6 - Slide
Uitzondering 1
Werkwoorden waarvan de stam eindigt op een
d, t, m , ffn, gn of chn
, krijgen bij
du, er, sie, es en ihr
een extra
e
tussen de stam en de uitgang.
Re
d
en du redest-er,sie,es redet-ihr redet
arbei
t
en, at
m
en, ö
ffn
en, re
gn
en, zei
chn
en
Slide 7 - Slide
Uitzondering 2
Werkwoorden waarvan de stam eindigt op een
s,z of ß
, krijgen bij ''
du
''
geen
st als uitgang, maar
alleen een t
.
reisen du reist
tanzen du tanzt
heißen du heißt
Slide 8 - Slide
(Hij) Arbeiten
A
er arbeitt
B
er arbeitet
Slide 9 - Quiz
(jij) reist
A
du reist
B
du reisst
Slide 10 - Quiz
Zielen
Je kunt het verschil tussen een sterk en een zwak werkwoord benoemen
Je kunt de zwakke werkwoorden op de juiste manieren vervoegen
Slide 11 - Slide
Hausaufgaben
Seite 52 und 53
voor morgen!!
Slide 12 - Slide
More lessons like this
Feesttenten regel
20 days ago
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
E Grammatik
January 2024
- Lesson with
12 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
E Grammatik üben
January 2024
- Lesson with
12 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
M2 TrabiTour Zwakke werkwoorden, Rangtelwoorden, maanden
April 2023
- Lesson with
36 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
DBKT1A T/K4 TIERE GRAMMATIK E
20 days ago
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
15 April 2023 Kapitel 4 Tiere / Werkwoorden tegenwoordige tijd (Uitleg + oefenen)
April 2024
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Präsens
May 2023
- Lesson with
25 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Grammatik D: schwache Verben
March 2024
- Lesson with
42 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4