Nederlands samenvatting voor examen lezen

Nederlands

Laatste les voor examen lezen.
Herhaling + uitleg hoofdstuk 4 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands

Laatste les voor examen lezen.
Herhaling + uitleg hoofdstuk 4 

Slide 1 - Slide

Vandaag! 
- Door lesstof te herhalen, ben jij aan het eind van deze les beter voorbereid op je examen.
- Aan het eind van deze les weet jij waar je nog aandacht aan kunt besteden voor je examen. 

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog van de afgelopen
weken domein lezen?

Slide 3 - Mind map

Dit vertelt in één zin waar de tekst over gaat.
A
Onderwerp
B
Titel
C
Hoofdgedachte

Slide 4 - Quiz

Wat zou een onderwerp kunnen zijn van een tekst?
A
Studenten bij MBO Amersfoort
B
Online onderwijs is goed voor studenten van MBO Amersfoort.

Slide 5 - Quiz

Maak de zin af: Je vindt het onderwerp van een tekst vaak in....

Slide 6 - Open question

Tekstdoel en tekstsoort 
Bij de volgende vraag mag je een tekstsoort koppelen aan het tekstdoel. 

Slide 7 - Slide

nieuwsberichten en voorlichtingsforlders 
recept, gebruiksaanwijziging 
Overtuigen of betogen
Overhalen
Informeren
Instrueren
internetforum, ingezonden brief 
reclamefolder,
uitnodiging 

Slide 8 - Drag question

Wat is de juiste opbouw van een tekst?
A
Kern, slot, inleiding
B
Slot, kern, inleiding
C
Inleiding, slot, kern
D
Inleiding, kern, slot

Slide 9 - Quiz

Deelonderwerpen 
Deelonderwerpen zijn verschillende kanten van het onderwerp die in een tekst aan bod komen. 
Bijvoorbeeld: Het onderwerp van een tekst is schilderen.
In de tekst staat vier tussenkopjes: Schoonmaken, Repareren, Grondverf aanbrengen en Aflakken. Dat zijn deelonderwerpen. 

Slide 10 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden 
De schrijver gebruikt signaalwoorden om verbanden duidelijk te maken. 
Bijvoorbeeld: om een opsomming aan te geven, kan een schrijven beginnen met het woord 'eerst'. 'Eerst moet er voldoende geld opgehaald worden...' 
Het signaal 'eerst' zegt: LET op, er komt nog meer. 
Misschien zie je dan verderop in de tekst woorden als vervolgens, bovendien, daarna en ten slotte. 

Slide 11 - Slide



Andere verbanden die door signaalwoorden aangegeven kunnen worden, zijn:


tegenstelling: maar, echter, niettemin, desondanks, hoewel, toch
oorzaak – gevolg: doordat, waardoor, als gevolg van
toelichting of voorbeeld: bijvoorbeeld, zo, zoals
doel – middel: om ... te, daarvoor, zodat
samenvatting: kortom, samengevat, met andere woorden, al met al
conclusie: dus, kortom, hieruit volgt

Slide 12 - Slide

Maak een zin die een verband aangeeft met een signaalwoord.

Slide 13 - Open question

Feit / mening
Er staan 30% minder koeien in de wei dan vorig jaar.
A
Feit
B
Mening

Slide 14 - Quiz

Feit of mening
Het is een mooi gezicht: grazende koeien in de wei.
A
Mening
B
Feit

Slide 15 - Quiz

Geef zelf een voorbeeld van een feit & een voorbeeld van een mening.

Slide 16 - Open question


Je gebruikt argumenten om een ander van jouw mening te overtuigen. Bijvoorbeeld: Ze moeten motorclubs verbieden (= mening), omdat ze zich met allerlei criminele zaken bezig houden (= argument). Maar er zijn ook mensen die vinden dat je de motorclubs niet mag verbieden. Hun argument is: Je kunt niet iedereen over één kam scheren: niet elk motorclublid is crimineel.

Een mening die met veel goede argumenten ondersteund wordt, zal meer mensen overtuigen dan een mening zonder goede argumenten.

Slide 17 - Slide

In een betoog probeert de schrijver je te overtuigen van zijn gelijk. Hij doet dat door duidelijk zijn mening (standpunt) te geven en argumenten voor deze mening te gebruiken.

Vraag je bij een betoog altijd af of de feiten wel kloppen en of de schrijver niet een te eenzijdig beeld geeft van de werkelijkheid. Soms wil een schrijver je zo graag overtuigen dat hij maar één kant van de zaak laat zien.


Slide 18 - Slide

Aan de slag
Hoofdstuk 4.1 opdracht 1
Hoofdstuk 4.2 opdracht 1
Hoofdstuk 4.3 opdracht 1


timer
20:00

Slide 19 - Slide