This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Planning vandaag
15 minuten lezen
Uitleg §2.3 leesvaardigheid deel 2
Maken opdrachten (in stilte)
Boekendoos
Slide 2 - Slide
Lekker lezen (15 min)
Slide 3 - Slide
Een feit
is iets wat werkelijk zo is of wat werkelijk is gebeurd.
De Dom in Utrecht is 112 meter hoog.
Het gebouw is op 9 november 2024 officieel heropend na renovatie. = echt gebeurd.
Beide feiten kun je controleren.
Slide 4 - Slide
Hoe kun je feiten vaststellen of controleren?
Slide 5 - Open question
Een mening
is wat iemand ergens van vindt.
Meningen verschillen vaak.
Voor een mening kun je zeggen: "Ik vind dat ..."
Iemand anders kan zeggen: "Dat vind jij".
SYNONIEMEN (andere woorden) voor mening zijn: standpunt, oordeel, opinie en opvatting.
Let op deze woorden in een tekst!
Slide 6 - Slide
Er zit zout in appeltaart.
A
Feit
B
Mening
Slide 7 - Quiz
Er zit te veel zout in kant-en-klaarmaaltijden.
A
Feit
B
Mening
Slide 8 - Quiz
Nederlands is een kernvak.
A
Feit
B
Mening
Slide 9 - Quiz
Moeilijke woorden in een tekst
Slide 10 - Slide
Context: aanwijzingen in de tekst
een omschrijving of een definitie
een synoniem (een ander woord voor hetzelfde) of een antoniem (een tegengesteld woord)
een voorbeeld
een zin die je op een idee brengt - wat zou er bedoeld kunnen zijn?
Slide 11 - Slide
Tekstverbanden
In een tekst staan stukjes tekst (woorden, delen van zinnen, zinnen, alinea's) niet zomaar achter elkaar
Ze hebben wat met elkaar te maken = tekstverband
Signaalwoorden verbinden stukjes tekst en geven signaal over welk tekstverband er bestaat.
Goede lezers letten op tekstverbanden - signaalwoorden.
Slide 12 - Slide
Maak deze zin af: In Nederland heeft het gesneeuwd en ook in....
Slide 13 - Open question
Maak deze zin af: In Nederland heeft het gesneeuwd, maar ....
Slide 14 - Open question
Maak deze zin af: In Nederland heeft het gesneeuwd, eerder ....
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Slide
Welk tekstverband vind je in een recept?
A
chronologisch (tijdsvolgorde)
B
opsommend
C
allebei
D
geen van beide
Slide 17 - Quiz
Danny heeft veel goede vrienden: Bert, Jarno, Mustafa en Khalid. Ook Kian en Djoeke horen tot zijn vriendengroep. Tenslotte heeft hij nog een allerbeste vriend: Jay.
A
tijdsvolgorde
B
opsommend
C
allebei
D
geen van beide
Slide 18 - Quiz
Nadia moet nog zoveel doen. Eerst moet ze de hond uitlaten. Daarna heeft ze een enorme berg huiswerk te maken en bovendien wil haar moeder dat ze vandaag haar kamer opruimt.
A
tijdsvolgorde
B
opsommend
C
allebei
D
geen van beide
Slide 19 - Quiz
Nadia heeft een hekel aan spruitjes, boerenkool en zuurkool, maar van tomaten, komkommer en courgette houdt ze wel.