1M - grammatica

Grammatica 
De les gaat over woordsoorten. 
Dit is herhaling van de basisschool. 
We gaan het hebben over: 
lidwoorden, zelfstandige naamwoorden en werkwoorden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica 
De les gaat over woordsoorten. 
Dit is herhaling van de basisschool. 
We gaan het hebben over: 
lidwoorden, zelfstandige naamwoorden en werkwoorden

Slide 1 - Slide

Lidwoorden 
  • Afkorting: lw 
  • Er zijn drie lidwoorden: de, het, een.
  • Lidwoorden staan meestal vóór een zelfstandig naamwoord of vóór een bijvoeglijk naamwoord. 
  • Let op! 'Een' is iets anders dan 'één'.                                   Een is een lidwoord en één is een telwoord (getal)
 














Slide 2 - Slide

Wat is het lidwoord in de zin:

Hij geeft het boek terug.
A
hij
B
geeft
C
het
D
boek

Slide 3 - Quiz

Wat is het lidwoord in de zin:
Ik geef één koekje aan de juf.
A
Ik
B
de
C
één
D
één en de

Slide 4 - Quiz

Zelfstandige naamwoorden 
Zelfstandige naamwoorden (znw):

-Dingen, dieren, planten en mensen.
-Je kan er een lidwoord voorzetten.
-Je kan ze vaak (niet altijd) in het meervoud zetten.
-Let op! Ook namen zijn zelfstandige naamwoorden. Zowel namen van mensen als van plaatsen/landen. 



Slide 5 - Slide

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin:
Hij heeft een boek gelezen.

Slide 6 - Open question

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin:
Ik heb de sleutels laten vallen.

Slide 7 - Open question

Werkwoorden

  • Doe-woorden
  • Vertelt wat er gebeurt in de zin
  • Je kan ze vervoegen
  • 3 soorten: pv, hele ww, vdw

Werkwoordelijk gezegde

Alle werkwoorden in de zin = wg

Voorbeeld:
1. Ik koop wafels. 
2. Ik wil wafels kopen
3. Ik had wafels willen kopen.

Slide 8 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
Hij heeft veel snoep gekocht.

Slide 9 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen.
A
ik
B
kan
C
benoemen
D
kan benoemen

Slide 10 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
De aardige man viel van zijn fiets.

Slide 11 - Open question

Einde
Aan het werk op Learnbeat! 

Slide 12 - Slide