4.7 Servicegraad

4.7 servicegraad
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

4.7 servicegraad

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning
Herhaling
Leerdoelen
Servicegraad
Afsluiting

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Pand: €530.000, Inventaris: €274.000, Auto: €52.000, Voorraad: €175.000, Bank: €6.500, Kas €3.400, Omzet €185.000, 14% rekening verkopen.
Stel een investeringsbegroting op.

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Leerdoelen
aan het einde van de les kunnen de studenten:

Benoemen wat een servicegraad is. 

De servicegraad berekenen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Servicegraad
De mate waarin je producten kan leveren. 

Nee-verkopen voorkomen

Hogere service graad meer kosten?!




Slide 6 - Slide

Een lage servicegraad hebben we niet alle producten op voorraad, bij een hoge hebben we nog genoeg op voorraad. Een hogere Servicegraad kan tot meer kosten leiden. Denk aan derving van een restaurant of opstelling van campingplaatsen. 
Servicegraad
Groothandel Sligro heeft 160 soorten wijnen in het assortiment. Nu heeft de groothandel er 80 op voorraad.

Wat is de servicegraad?

16080100=50
%

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

In een restaurant is de normale voorraad 30, nu zijn 4 stuks niet leverbaar. Hoeveel producten zijn er aanwezig?
A
25
B
26
C
27
D
28

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Een winkel heeft 270 verschillende soorten bier, 15 zijn er niet op voorraad.
Bereken de servicegraad op 1 decimaal.
A
90%
B
95,3%
C
94,4%
D
92,5%

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

er zijn maar 15 producten van de normale 35 beschikbaar.
Bereken de servicegraad. Rond af op in decimaal
A
42,6%
B
42,7%
C
42,8%
D
42,9%

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat wordt er bedoeld met de service graad?
A
De mate waarin een bedrijf artikelen kan leveren
B
De hoeveelheid nee-verkopen dat een bedrijf heeft
C
De mate waarin een bedrijf zijn gemiddelde voorraad verkoopt
D
De hoeveelheid producten een bedrijf normaal heeft

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Afsluiting
Opdracht in teams uiterlijk vrijdag 22 januari ingeleverd!!

Boekopdrachten:
59, 60, 61, 62

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Hebben jullie nog tips en tops?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions


A

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions