2h/vm CH2L8

1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Vertaal:
concentrate

Slide 3 - Open question

Vertaal:
to cut down on

Slide 4 - Open question

Vertaal:
to cure

Slide 5 - Open question

Vertaal:
warn

Slide 6 - Open question

Vertaal:
crutches

Slide 7 - Open question

Vertaal:
to improve

Slide 8 - Open question

Vertaal:
buikpijn

Slide 9 - Open question

Vertaal:
ziekte

Slide 10 - Open question

Vertaal:
hechtingen

Slide 11 - Open question

Vertaal:
tandarts

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

F - listening
Let's check the answers

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Grammar 4 - Modals 
Can wordt gebruikt om te praten over mogelijkheden, om verzoeken te doen en om toestemming te vragen. 
Can I go to the bathroom? 
He can play chess. 

To be able to wordt gebruikt om te zeggen dat je in staat bent iets te doen. 
am/is/are able to 
I am able to solve the problem. 


Slide 16 - Slide

Modals
Could is de verleden tijd vorm van can, maar ook een beleefheidsvorm. Als je een vraag stelt aan een volwassene gebruik je deze vaak ook. 

Het wordt ook gebruikt om uit te drukken dat iets waarschijnlijk gebeurt in de toekomst, maar geen zekerheid heeft. 

It could rain today. 
Could you help me with this task?



Slide 17 - Slide

Modals
Must en have drukken beiden noodzaak uit. 
Must = noodzaak vanuit de spreker.   Have = noodzaak vanuit iemand anders. 

Should gebruik je om advies te geven, een suggestie te doen of te zeggen dat iets juist is om te doen.

I have to take my medication said the doctor. 
We must not forget to buy shampoo. 
We should see the doctor. 



Voorbeeld: We should see the doctor. 

Slide 18 - Slide

I ....…. go to the supermarket today.
A
have to
B
should
C
could
D
must

Slide 19 - Quiz

My father said I …….. to call the doctor.
A
have to
B
should
C
can
D
must

Slide 20 - Quiz

I ....….. come to the party tonight, I have broken my leg.
A
am not able to
B
can't
C
couldn't
D
musn't

Slide 21 - Quiz

....... I go to the toilet please?
A
can
B
could
C
am I able to go

Slide 22 - Quiz

........……. I ask you a question, officer?
A
could
B
can
C
am I able to

Slide 23 - Quiz

You really …… apologise to her, I think it's the right thing to do.
A
can
B
could
C
should
D
must

Slide 24 - Quiz

Do: 
Finish all the exercise of I - Writing and Grammar in your book.
 
Go to slim stampen and study grammar and stones. 
timer
20:00

Slide 25 - Slide

Homework Thursday 26-11
Finish I - Writing and Grammar - p. 116
Study Theme words + words A + C + F + G
Study grammar 3 and 4
Study irregular verbs (alle 3 de rijtjes) - 36 t/m 70
(test Friday 27-11)

Bring your laptop + books + oortjes!!!

Slide 26 - Slide

Tests 

Friday 27th of November
Test Irregular Verbs 36 t/m 70


Thursday 3th of December
Repetitie Chapter 2 – Vocabulary/Stones/Grammar

Slide 27 - Slide