Minor 2.3 ¿Te acuerdas? 1a parte

UNIDAD 3

¿Te acuerdas?
1 / 28
next
Slide 1: Slide
spaansHBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

UNIDAD 3

¿Te acuerdas?

Slide 1 - Slide

Oefenen met vocabulaire over dieren: 
TB 3, p. 30
WB 3 t/m 5 p. 30

Neem vervolgens een dier in gedachten die je deze les bent tegengekomen en schrijf dit ergens stiekem op. Je buurman gaat raden welk dier het is, (evt) met de antwoorden hiernaast.
¿Es un animal grande/ pequeño?
¿Vive en el mar/ la selva .... ?
¿Es un animal salvaje/ doméstico?
¿Es un animal que vuela?
¿Es un animal que nos da leche/ jamón?
Etc.
Geef antwoord in een hele zin, met als enige nieuwe info sí/ no:
Sí, es  grande.
No, no es grande.

Slide 2 - Slide

¿Te acuerdas?
  • over jeugdherinneringen praten 
  •  gewoontes en situaties en handelingen in het verleden beschrijven
  • over een ervaring praten of een verhaal vertellen
  • structuur aanbrengen in een verhaal 

Slide 3 - Slide

Gramática y vocabulario
¿Te acuerdas?

  • het gebruik van de Indefinido en de Imperfecto
  • verbindingswoorden
  • verkleinwoorden
  • woordenschat: dieren
  • wederkerend en niet-wederkerend gebruik van de werkwoorden

Slide 4 - Slide

Un poco de nostalgia.
  • TB nr. 1 p.29 Lees de tekst en vul het schema in. 


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

¿Qué hacías?
 ¿Qué libros leías....?  
 

 Tijdsaanduidingen  
A los 8 años .... 
Cuando tenía 10 años ... 
Cuando vivía com mis padres ... 
Cuando iba al colegio ... 
En los años 80 ...
Antes...





jugar - juegos
ver - películas/programas de tele
leer - libros
pasar - las vacaciones
comer - desayuno


Slide 7 - Slide

TB nr. 2 p.30 
Un cuento antes de dormir  
Rosa nos va a contar una anécdota de su infancia.

  • Lees de zinnen. Wat is de juiste volgorde?
  • Luister en vergelijk met jouw antwoorden.
  • Luister nog een keer en beantwoord 2b, vraag 1 t/m 4

10

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

TB 6: las dulces 

Slide 10 - Slide

OEFENEN
WB 12, p. 33
WB 9 en 11 p. 32
Kijk goed naar het voorbeeld:
Antes = imperfecto
lo que pasó = indefinido
situación actual = presente
WB 13, p. 33

Slide 11 - Slide

Luister nogmaals en beantwoord de vragen :1.¿ Dónde estaban las niñas?

Slide 12 - Open question

TB 3, p. 30

Slide 13 - Slide

¿Cómo era la habitación?

Slide 14 - Open question

3. ¿ Cuántos años tenía la hermana?

Slide 15 - Open question

4. ¿Cómo era el cuento?

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

De Indefinido:

  • geeft handelingen en gebeurtenissen aan die zich afspelen in een periode die de spreker als afgesloten beschouwt.
  • drukt verandering, begin of einde van een handeling uit. 
  • wordt gegbruikt om afgesloten gebeurtenissen te beoordelen.



Zie TB 6.1.5 p.118
De Imperfecto:

  • beschrijft situaties en gewoontes in het verleden.
  • drukt het kader, de achtergrond of de omstandigheden uit.
  • wordt gebruikt om een handeling weer te geven die aan de gang was toen een andere handeling zich (plotseling) voordeed.
  • kun je een wens of verzoek beleefd formuleren.

Zie 6.2.2 en 6.3 p.119










Circunstancias/descipciones

Slide 18 - Slide

De gebeurtenis of handeling staat in de Indefinido.



acontecimientos
Achtergronden, beschrijvingen en gewoontes in het verleden staan inde Imperfecto.
 
circunstancias, descripciones 

Slide 19 - Slide

  Wederkerend gebruik van het werkwoord
TB p.31
Sommige werkwoorden hebben  ook  een wederkerende variant, met een verschil van betekenis bij wederkerend gebruik. 

dormir         slapen
dormirse    in slaap vallen

quedar       afspreken 
quedarse   blijven

Slide 20 - Slide

El ratoncito Pérez
TB nr.3b p.31
  • Lees de tekst over ratoncito Pérez door.
  • B: in welke volgorde verschijnen de dieren in het verhaal?
  • C: welke zin vat de tekst het beste samen?
  • D: Bestaat el ratoncito in jullie land? Of is er iets anders?

Slide 21 - Slide

El ratoncito Pérez
TB 4B, p. 32
WB 16, p. 34

Klaar? 
WB 1, p. 29

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Verkleinwoorden
TB 2.1. p.112

De uitgangen -ito/-ita (of -cito/-cita bij woorden die eindigen op -e of een medeklinker) kunnen een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naanmwoord of bijwoord verkleinen. Ze worden gebruikt als koosnaampje of om de betekenis van een woord af te zwakken.
casa                  casita
abuela              abuelita

pequeño         pequeñito
bajo                   bajito

ratón                 ratoncito
café                   cafecito

poco                  poquito
cerca                 cerquita


Slide 24 - Slide

Pag. 32

Slide 25 - Slide

Deberes
  • Bestuderen TB nr. 1 t/m 5
  • Maken WB oef. 1 t/m 10 op p.29 t/m 32
  • opdracht Súperman op de portal 

TT Unidad 1 y 2 op de portal 

Slide 26 - Slide

0

Slide 27 - Video

Actividad 2: Busca los pasados
Busca los pasados y tráducelos al holandés.
Zoek de verleden tijden en vertaal ze naar het Nederlands.

Slide 28 - Slide