Nachhilfe: Wiederholung Verben

Wiederholung: Verben (werkwoorden)

Du kannst die richtige Form der Verben bilden :)
1 / 46
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wiederholung: Verben (werkwoorden)

Du kannst die richtige Form der Verben bilden :)

Slide 1 - Slide

Schaue dir in Ruhe den Film an und beantworte die Fragen!

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

basteln (knutselen):
Ihr...
A
bastelet
B
bastelnt
C
bastelst
D
bastelt

Slide 7 - Quiz

Weiter gehts!

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Seite 124

Slide 10 - Slide

Teste dich! Los gehts :)
Wähle die richtige Verbform!
Alles komt nu voorbij:
regelmatige ww
ww  met stam op s/z/ß
ww met stam op d/ t
haben en sein

Slide 11 - Slide

warten (wachten)
du...
A
warten
B
wartst
C
wartest
D
warte

Slide 12 - Quiz

reisen (reizen)
du...
A
reist
B
reisest
C
reisen
D
gereist

Slide 13 - Quiz

sein (zijn)
Sie...
A
bin
B
bist
C
geseid
D
sind

Slide 14 - Quiz

haben (hebben)
du...
A
habst
B
habe
C
gehabt
D
hast

Slide 15 - Quiz

heißen (heten)
du...
A
heiße
B
heißen
C
heißt
D
geheißen

Slide 16 - Quiz

antworten
du...

Slide 17 - Open question

sein (zijn)
du...

Slide 18 - Open question

sein (zijn)
wir...

Slide 19 - Open question

reden (praten)
er...

Slide 20 - Open question

starke Verben

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Slide

Klinkerverandering sterke werkwoorden. Bij welke vormen verandert de klinker in de stam?
A
ich, du
B
du, er/sie/es
C
er/sie/es, wir
D
du, ihr

Slide 24 - Quiz

helfen (helpen)
du ....
A
helfst
B
hilfst
C
hielfst

Slide 25 - Quiz

laufen (hardlopen)
ich

Slide 26 - Open question

laufen (hardlopen)
das Kind

Slide 27 - Open question

lesen (lezen)
Meine Geschwister .... gerne.

Slide 28 - Open question

Maak een juiste zin.
Job - tragen - seinen Koffer.

Slide 29 - Open question

Maak een zin.
Job - empfehlen - dieses Restaurant.

Slide 30 - Open question

Jetzt die Modalverben

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Vervoegen Modalverben
1. meervoud vervoeg je zoals altijd.

2. enkelvoud de eerste en derde krijgen geen uitgang

3. de tweede letter in de enkelvoud verandert 

Slide 33 - Slide

Wat betekent mögen?

Slide 34 - Open question

Wat betekent dürfen?

Slide 35 - Open question

Er zijn drie regels om de modale werkwoorden goed te vervoegen.
Twee regels voor enkelvoud en een regel voor meervoud.
Welke?

Slide 36 - Open question

De tweede letter verandert zich naar welke letter?

dürfen, können, mögen
A
i
B
u
C
e
D
a

Slide 37 - Quiz

De tweede letter van het werkwoord müssen verandert zich ook.

Naar welke?
A
a
B
u
C
i
D
e

Slide 38 - Quiz

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 39 - Quiz

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 40 - Quiz

Weißt du, ob er Spinat ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 41 - Quiz

Herr Lehrer, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 42 - Quiz

Er ....... (dürfen) bis 12 Uhr ausgehen.
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürf

Slide 43 - Quiz

Ich will etwas für euch kaufen. ...... (mögen) ihr Gummibärchen?
A
magt
B
mögt
C
mögen
D
mag

Slide 44 - Quiz

Verbformen bilden ist für mich...
A
easy!
B
ich muss ein bisschen nachdenken.
C
nicht so einfach.
D
sehr schwer. Ich brauche Hilfe!

Slide 45 - Quiz

Welche Fragen hast du noch?

Slide 46 - Open question