20 - Taaltrap les 20 - De natuur

De natuur - les 20
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

De natuur - les 20

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Waar denk je aan als je het woord natuur hoort? 
Natuur

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

de zon

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

de maan

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

de sterren

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

in de lucht

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

de wolken

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

de aarde

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

het bos

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

de heuvels

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

de bergen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

het meer

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

de rivier

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

de zee

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

het gras

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

het zand

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

de wind

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat moet je doen?
*Luister naar de docent.
* Zeg niks, maar schrijf het woord op je wisbordje.
* Aan het einde kijken we de antwoorden na.
* Vergeet het lidwoord niet!

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Luisteren
20.1 de woorden
20.3 luisteren

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
20.4 Invullen en lezen

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

zich vervelen
Ik verveel me.
Jij verveelt je.
Hij/zij verveelt zich. 

Wij vervelen ons.
Jullie vervelen je.
Zij vervelen zich.
20.5 luisteren

Slide 21 - Slide

We hebben opgefrist wat een persoonlijk voornaamwoord ook alweer is. Voor sommige werkwoorden komt dit persoonlijke voornaamwoord een tweede keer terug. Zoals bij wassen. Je zegt hij wast zich, of ik was me. Maar dit is dus niet bij alle werkwoorden want je zegt niet hij fietst zich natuurlijk. Wie kan een ander werkwoord bedenken waar je een wederkerend voornaamwoord bij moet zetten. Bijvoorbeeld ik verheug me, ik scheer me, ik verslik me.
20.7 Invullen

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

zich wassen
Ik was me.
Jij wast je.
Hij wast zich. Zij wast zich.

Wij wassen ons.
Jullie wassen je.
Zij wassen zich.

Slide 23 - Slide

We hebben opgefrist wat een persoonlijk voornaamwoord ook alweer is. Voor sommige werkwoorden komt dit persoonlijke voornaamwoord een tweede keer terug. Zoals bij wassen. Je zegt hij wast zich, of ik was me. Maar dit is dus niet bij alle werkwoorden want je zegt niet hij fietst zich natuurlijk. Wie kan een ander werkwoord bedenken waar je een wederkerend voornaamwoord bij moet zetten. Bijvoorbeeld ik verheug me, ik scheer me, ik verslik me.

Slide 24 - Video

This item has no instructions

Slide 25 - Video

This item has no instructions