Werkwoordspelling LessonUp1

Werkwoordspelling LessonUp1
Persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling LessonUp1
Persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd

Slide 1 - Slide

Welke persoonsvorm(en) herken jij?
De man vraagt zich af wanneer jij dat hek herstelt.
A
vraagt (af)
B
vraagt (af), herstelt
C
herstelt

Slide 2 - Quiz

Welke persoonsvorm(en) herken jij?
Jij schrijft erg goed, net zo goed als dat zij zingt en pianospeelt.
A
schrijft
B
schrijft, zingt
C
schrijft, zingt, pianospeelt

Slide 3 - Quiz

Schrijf de persoonsvorm in de juiste spelling:
Het (gebeuren) niet vaak dat hij zijn ideeën (veranderen). (zet een komma tussen de werkwoorden).

Slide 4 - Open question

Schrijf de persoonsvorm in de juiste spelling:
(Vinden) eens niet overal zo snel iets van! (zet een komma tussen de werkwoorden).

Slide 5 - Open question

Schrijf de persoonsvorm in de juiste spelling:
(Vinden) eens niet overal zo snel iets van! (zet een komma tussen de werkwoorden).

Slide 6 - Open question

Schrijf de persoonsvorm in de juiste spelling:
Vorige week (verhuizen) die jongens naar het noorden van Nederland. (zet een komma tussen de werkwoorden).

Slide 7 - Open question

Schrijf de persoonsvorm in de juiste spelling:
Na de les (praten) de vrienden nog lang met de docent na. (zet een komma tussen de werkwoorden).

Slide 8 - Open question

Schrijf de persoonsvorm in de juiste spelling:
Nerveus (publiceren) ze haar eigen muziek op Soundcloud. (zet een komma tussen de werkwoorden).

Slide 9 - Open question

Schrijf de persoonsvorm in de juiste spelling:
(Worden) je moeder boos als je haar (belazeren)? (zet een komma tussen de werkwoorden).

Slide 10 - Open question

Schrijf de persoonsvorm in de juiste spelling:
(Worden) je blij van je eigen talenten? (zet een komma tussen de werkwoorden).

Slide 11 - Open question