2.1

Naam
Nummer
Naam
Nummer
Rhodé Bakker
1
Anouar Ouali
13
Jonah Balentina
2
Floris van der Reijd
14
Jasmijn Böhm
3
Yenthe Stalknegt
15
Eva Elzerman
4
Roan Vermeer
16
Shiloh Frijda
5
Anna van de Vijver
17
Ghina Gangadien
6
Mauro Westerbeek
18
Daan van Gelder
7
Kajan Wever
19
Luciano van Hal
8
Noor Yosef
20
Jane Huisman
9
21
Sama Kamali
10
22
Rodin Langejans
11
23
Klena Mohammed
12
24
25
1 / 13
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Naam
Nummer
Naam
Nummer
Rhodé Bakker
1
Anouar Ouali
13
Jonah Balentina
2
Floris van der Reijd
14
Jasmijn Böhm
3
Yenthe Stalknegt
15
Eva Elzerman
4
Roan Vermeer
16
Shiloh Frijda
5
Anna van de Vijver
17
Ghina Gangadien
6
Mauro Westerbeek
18
Daan van Gelder
7
Kajan Wever
19
Luciano van Hal
8
Noor Yosef
20
Jane Huisman
9
21
Sama Kamali
10
22
Rodin Langejans
11
23
Klena Mohammed
12
24
25

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

  • Intro H2.
  • Intro maken en nakijken.
  • Uitleg 2.1
  • Werken.
  • Uitleg 2.1

Slide 2 - Slide

  • We gaan het hebben over de periode 800 v.C tot 300 v.C.
  • Hoe kan het dat dit tijdvak dan al in 3000 v.C. begint?
  • Welke "uitvinding" wordt rond 3000 v.C. gedaan?
  • De Soemeriërs vinden het spijkerschrift uit. Einde pre historie.
Tijdvak 2:
De tijd van Grieken en Romeinen.
Oudheid 3000 v.C. tot 500 n.C.

Slide 3 - Slide

  • Wat is hetzelfde als bij de Egyptenaren? (Continuïteit)
  • Wat is er veranderd vergeleken met de Jagers verzamelaars? (Verandering)

Slide 4 - Slide

Aan het werk.
10 minuten.

Werk in tweetallen of met z'n drieën.
Maak de Intro van H2 op blz. 57
Ben je klaar? Maak dan 2.1 op blz. 75
timer
10:00

Slide 5 - Slide

Nakijken.

  • Blz 57 vraag 1 t/m 4. 
  • Eén persoon leest de vraag voor.
  • Heb je iets anders? Steek je vinger op en zeg het, soms is meer dan één antwoord goed.
  •  Zorg ervoor dat je de juiste antwoorden overneemt.

Slide 6 - Slide

Lesdoel
  • Ik kan enkele kenmerken noemen van Griekse stadstaten.
  • Ik kan uitleggen dat niet alle mensen die in Griekenland woonden burgerschapsrechten hadden.
  • Ik kan uitleggen hoe het leven in een Griekse stadstaat eruitzag.

Slide 7 - Slide

Stadstaat of polis vanaf 450 v.C.
  • Hebben de Griekse taal en cultuur.
  • Elke stadstaat had zijn eigen wetten, en ze werden verschillend bestuurd. Sommige stadstaten hadden een koning, soms bestuurden de rijken een stadstaat. Er waren politieke verschillen.
  • De Grieken leefden van landbouw, maar moesten veel handelen en oorlog voeren om aan voldoende voedsel te komen.
Ongeveer 1000 inwoners

Slide 8 - Slide

  1. wat is een andere naam voor stadstaat?
  2. Wat betekent democratie?
  3. Wie mochten er wel in de volksvergadering?

Slide 9 - Slide

Burgers in Athene.
Er was ongelijkheid tussen inwoners:
  • Slaven en vrije mensen.
  • Inwoners en burgers.
  • Burgers hadden burgerrecht, maar moesten hier iets voor terug doen. Ze moesten de stad verdedigen.

Slide 10 - Slide

Aan het werk.
10 minuten.

Werk in tweetallen of met z'n drieën.
Maak dan 2.1 op blz. 58 t/m 63 vraag 1 t/m 13.
timer
10:00

Slide 11 - Slide

Het dagelijkse leven.
  • Landbouw was belangrijk, maar handel was belangrijk, omdat er te weinig verbouwd kon worden.
  • Mannen bepaalden wat er moest gebeuren. Zij stonden aan het hoofd van een gezin.
  •  De vrouwen richtten zich van jongs af aan op het huwelijk.

Slide 12 - Slide

Aan het werk.
10 minuten.

Werk in tweetallen of met z'n drieën.
Maak dan 2.1 op blz. 58 t/m 63 vraag 1 t/m 13.
timer
10:00

Slide 13 - Slide