We gaan het hebben over de periode 800 v.C tot 300 v.C.
Hoe kan het dat dit tijdvak dan al in 3000 v.C. begint?
Welke "uitvinding" wordt rond 3000 v.C. gedaan?
De Soemeriërs vinden het spijkerschrift uit. Einde pre historie.
Tijdvak 2:
De tijd van Grieken en Romeinen.
Oudheid 3000 v.C. tot 500 n.C.
Slide 3 - Slide
Wat is hetzelfde als bij de Egyptenaren? (Continuïteit)
Wat is er veranderd vergeleken met de Jagers verzamelaars? (Verandering)
Slide 4 - Slide
Aan het werk.
10 minuten.
Werk in tweetallen of met z'n drieën.
Maak de Intro van H2 op blz. 57
Ben je klaar? Maak dan 2.1 op blz. 75
timer
10:00
Slide 5 - Slide
Nakijken.
Blz 57 vraag 1 t/m 4.
Eén persoon leest de vraag voor.
Heb je iets anders? Steek je vinger op en zeg het, soms is meer dan één antwoord goed.
Zorg ervoor dat je de juiste antwoorden overneemt.
Slide 6 - Slide
Lesdoel
Ik kan enkele kenmerken noemen van Griekse stadstaten.
Ik kan uitleggen dat niet alle mensen die in Griekenland woonden burgerschapsrechten hadden.
Ik kan uitleggen hoe het leven in een Griekse stadstaat eruitzag.
Slide 7 - Slide
Stadstaat of polis vanaf 450 v.C.
Hebben de Griekse taal en cultuur.
Elke stadstaat had zijn eigen wetten, en ze werden verschillend bestuurd. Sommige stadstaten hadden een koning, soms bestuurden de rijken een stadstaat. Er waren politieke verschillen.
De Grieken leefden van landbouw, maar moesten veel handelen en oorlog voeren om aan voldoende voedsel te komen.
Ongeveer 1000 inwoners
Slide 8 - Slide
wat is een andere naam voor stadstaat?
Wat betekent democratie?
Wie mochten er wel in de volksvergadering?
Slide 9 - Slide
Burgers in Athene.
Er was ongelijkheid tussen inwoners:
Slaven en vrije mensen.
Inwoners en burgers.
Burgers hadden burgerrecht, maar moesten hier iets voor terug doen. Ze moesten de stad verdedigen.
Slide 10 - Slide
Aan het werk.
10 minuten.
Werk in tweetallen of met z'n drieën.
Maak dan 2.1 op blz. 58 t/m 63 vraag 1 t/m 13.
timer
10:00
Slide 11 - Slide
Het dagelijkse leven.
Landbouw was belangrijk, maar handel was belangrijk, omdat er te weinig verbouwd kon worden.
Mannen bepaalden wat er moest gebeuren. Zij stonden aan het hoofd van een gezin.
De vrouwen richtten zich van jongs af aan op het huwelijk.