Zinnen kunnen we opdelen in
zinsdelen. Dit zijn woorden of woordgroepen binnen een zin die bij elkaar horen.
Als je de volgorde van de zin verandert, blijven die woordgroepen altijd bij elkaar. Ieder zinsdeel heeft bovendien zijn eigen taak.
1. In Nederland / regent / het / heel vaak.
2. Op school / eet / ik / een boterham.