week 13 B1h

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

Wat heb je nodig?

1. Schrift

2. Etui

3. Laptop en oplader

Prestaties periode 3

Tussentoets

• Grammatica
• Leesvaardigheid
• Taalverzorging
• Woordenschat: woordenlijst uit de studiewijzer
  - Week 21
  - weging 3

Boekenpitch

• Presentatie over jouw leesboek
  - Duur: 1-3 minuten
  - Week 24/25
  - Weging 2

Periode 3

Kijk mee op mijn scherm naar de studiewijzer van periode 3

Theorie: hoe pak je het aan?

Tussentoets

1. Grammatica: onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.

2. Leesvaardigheid: onderwerp, hoofdgedachte, kernzinnen en deelonderwerpen.

3. Taalverzorging: werkwoordspelling (t.t., v.t., v.d. en o.d.)

4. Woordenschat: woordenlijst uit de studiewijzer

Wat is een hoofdgedachte?

Het onderwerp schrijf je....

1. zo kort mogelijk
2. als een hele zin

Wat is een kernzin?

Kies een boek!

1. Lees de boekenlijst

2. Kies een leesboek uit

3. Geef de titel door aan je docent

Leerdoelen

Portfolio

Ik weet wat de betekenis is van de dikgedrukte woorden.

Ik kan zinnen maken met de dikgedrukte woorden waaruit blijkt dat ik weet wat het woord betekent.

Grammatica

Ik weet wat een onderwerp en een persoonsvorm is.

Ik kan een onderwerp en een persoonsvorm herkennen in een zin.

Portfolio

1: Ruimtemissie Mars

2: Reuzenschildpadden

Waarom is het belangrijk om grammatica te leren?

Het belang van grammatica

1. Grammatica is belangrijk om woorden en zinnen te begrijpen.

Mara gaat morgen naar mijn oma.

Mijn oma gaat morgen naar Mara. 

2. Kennis van grammatica helpt om over taal na te kunnen denken.

3. Grammatica zit in iedere taal. Hierdoor kan kennis van grammatica jou helpen om andere talen beter te begrijpen en te leren. 

Wat zijn werkwoorden?

Persoonsvorm [1]

1. De persoonsvorm is een werkwoordsvorm. 

2. De persoonsvorm hoort bij belangrijkste 'persoon'(het onderwerp) in de zin.

3. De persoonsvorm vertelt wat het onderwerp 'doet'.

Ik eet een broodje.

Jan bekijkt zijn weektaak .

Persoonsvorm [2]

De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken
Eet jij een broodje?

2. De tijd in de zin veranderen

At jij (gisteren) een broodje?

3. Het aantal in de zin veranderen

Eten wij een broodje?

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank

1. ik
2. hang
3. op de bank
4. elke vrijdagavond

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd Kerstkaarten?

1. jullie
2. Kerstkaarten
3. Sturen

Onderwerp [1]

Elke zin gaat over wat iets of iemand doet. Dit noemen we het onderwerp. 

Hoe herken je het onderwerp?

1. Wie/wat + persoonsvorm?

Ik eet een broodje. 

2. Verander de persoonsvorm (enkelvoud of meervoud). Het onderwerp verandert mee.

-> ik eet een broodje.

-> wij eten een broodje.

Onderwerp [2]

Let op! 

1. Het onderwerp kan soms één woord zijn, maar ook soms meerdere woorden

Ik eet een broodje.

Rogier en Rutger eten een broodje.
 

2. Sommige zinnen hebben geen onderwerp

Koop nu de nieuwste iPhone!

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Danny werkt aan zijn werkstuk

1. Danny
2. werkt
3. er is geen onderwerp

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Mix eerst alle ingrediënten.

1. Mix
2. alle ingrediënten
3. er is geen onderwerp

Zinsdelen

Zinnen kunnen we opdelen in zinsdelen. Dit zijn woorden of woordgroepen binnen een zin die bij elkaar horen.

Als je de volgorde van de zin verandert, blijven die woordgroepen altijd bij elkaar. Ieder zinsdeel heeft bovendien zijn eigen taak. 

1.  In Nederland / regent / het / heel vaak.

2. Op school / eet / ik / een boterham. 

Hoe zet je zinsdeelstrepen?

Stap 1: zoek de persoonsvorm

Stap 2: zoek andere werkwoordsvormen

Stap 3: alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel

Woensdag  / begint / de zangles van Maaike.

zinsdeel / persoonsvorm / zinsdeel

Geef aan waar de zinsdeelstrepen moeten:

Gaan Iris en Noa morgen naar het schoolfeest?

Geef aan waar de zinsdeelstrepen moeten:

Joya gaf het witte paard een heerlijk appeltje.

Aan de slag!

Werkboek Grammatica

Maak de opdrachten op blz. 2-5

Leer vijf woordjes en herhaal de woordjes van vorige week.

Exit ticket:
Maak een zin met een onderwerp en een persoonsvorm.