Samengestelde zinnen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

	Vak: Nederlands Samengestelde zinnen maken
1.	Lesopening
2.	Lesdoel
3.	Terugblik
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

Welkom!

Telefoon in de bak.

Neem plaats.

Jas uit.

Op tafel: Werkboek Nederlands of laptop dicht

Tas op de grond.

Geen eten of drinken

Lesdoel(en)

Aan het einde van deze deze les kan je:

- Samengestelde zinnen herkennen

- Samengestelde zinnen maken en voegwoorden gebruiken

10 december 2024

Wat: Par 1.3

Wanneer: 11:20-12:10 en 14:20-15:10

Hoe: Gezamelijk/zelfstandig werken

Klaar: Par. 1.3 opdrachten maken

HW: Par. 1.3 opdrachten maken

Lesdoel: Zie vorige slide!

Taaldoel: Voegwoorden

Het schrijven van een goed artikel

- Een zakelijke tekst schrijven.

- Formeel taalgebruik.

-  Tekstopbouw (inleiding, middenstuk, slot).

- Gebruik van voegwoorden bij samengestelde zinnen. 

-  Persoonsvormen (t.t. en v.t.) en voltooid deelwoorden op de juiste manier spellen.

Terugblik periode 1 in verhouding tot periode 2

- Tekstopbouw

- Signaalwoord

- Argument

- Mening

- Conclusie

- Tekstdoel

De 'inleiding' is het langste deel van de tekst en behandelt het onderwerp.

1. Waar
2. Niet waar

In de kern lees je vaak over deelonderwerpen.

1. Waar
2. Niet waar

Het slot bevat meestal een conclusie.

1. Waar
2. Niet waar

Een tekst kan meerdere tekstdoelen hebben

1. Waar
2. Niet waar

In een tekst geven signaalwoorden ALLEEN het verband aan tussen zinnen.

1. Waar
2. Niet waar

"Op scholen moet veel meer gedaan worden aan stress bij jongeren."
Dit is een feit!

1. Waar
2. Niet waar

In het slot staat het woord 'dus' vaak als een signaalwoord?

1. Waar
2. Niet waar

Filmpje

- Wat is een samengestelde zin? 

- Wat valt je op aan de voegwoorden?

Samengestelde zinnen:

1. Bestaan uit 2 of meer korte zinnen.
2. Hebben meerdere persoonsvormen.
3. Zijn vaak door een voegwoord aan elkaar geplakt.

Vóór het voegwoord staat altijd een komma, behalve bij het voegwoord 'en'.

Filmpje

- Wat valt je op aan een samengestelde zin? 

- Wat valt je op aan de voegwoorden?

Kevin heeft een boek geleend.
Hij leest daar dagelijks in.

Ik trek een dikke jas aan.
Ik krijg het niet koud.

Ik moet met de bus naar school.
Mijn band is lek.

De woorden in de 2e zin moeten veranderen van volgorde.

De leerlingen zijn te laat op school.
De brug stond open.

De boeren zijn boos.
Ze zijn het niet eens met de minister.

Maak een samengestelde zin. De volgorde mag je veranderen.

Terugblik vorige les

- Wat is een samengestelde zin?

- Wat is de functie van voegwoorden in een tekst?

Begeleid oefenen

Wat: Tekst aanpassen met gebruik van voegwoorden

Hoe: Tweetal werken

Hulp: Docent

Tijd: 10 minuten

Uitkomst: Klassikaal tekst bespreken

Klaar: Par. 1.3 opdrachten 3 t/m 6 + 8

Instructie

Bij de volgende opdracht maak je zelf een samengestelde zin van de gehele tekst.

Je let op hoofdletters, spelling en leestekens.

Je let ook op een goede volgorde van de woorden.

Tekst zonder voegwoorden

Afgelopen weekend ben ik naar bibliotheek geweest.

De bibliotheek was helaas nog niet open.

De openingstijden in de bibliotheek zijn anders dan door de weeks.

Ik moest wachten totdat de bibliotheek open was.

Ik was op zoek naar een speciaal boek voor mijn dochter.

Mijn dochter houdt van auto’s.

Het boek kon ik niet vinden.

Ik had hulp nodig van een medewerker.

Dit boek was uitgeleend.

Ik kon hem wel reserveren.

Ik heb een ander boek voor haar meegenomen.

Ze was erg verdrietig.

Tekst met voegwoorden

Afgelopen weekend ben ik naar de bibliotheek geweest, maar de bibliotheek was helaas nog niet open.

De openingstijden in de bibliotheek zijn anders dan door de weeks en ik moest wachten totdat de bibliotheek open was.

Ik was op zoek naar een speciaal boek, want mijn dochter houdt van auto’s.

Het boek kon ik niet vinden dus ik had hulp nodig van een medewerker.

Dit boek was uitgeleend, maar ik kon hem reserveren.

Ze was erg verdrietig, omdat ik een ander boek voor haar heb meegenomen.

Ik heb een ander boek voor haar meegenomen, maar ze was erg verdrietig.

Zelfstandig werken

Par. 1.3 opdrachten 3 t/m 6 + 8 maken

Kies het juiste woord.

Voor een voegwoord zet je........

1. een spatie.
2. een komma.
3. een komma en dan een spatie.
4. een spatie en daarna een komma.

Waar of niet waar

Een voegwoord staat altijd tussen de twee zinnen van een samengestelde zin.

1. waar
2. niet waar

Vul het juiste woord in.

Hoe meer zinnen ik aan elkaar plak, hoe .................... mijn zin is.

1. duidelijker
2. onduidelijker

Waar of niet waar

Een samengestelde zin heeft altijd een voegwoord.

1. waar
2. niet waar

Vul het juiste woord in.

Hoe meer zinnen ik aan elkaar plak, hoe .................... de kans dat ik fouten maak.

1. groter
2. kleiner

Op een dag wil ik graag bungeejumpen in Thailand.

Dit is een samengestelde zin.
Waar of niet waar?

1. waar
2. niet waar

De hond wil graag naar buiten, maar zijn baasje heeft daar geen zin in.

Is dit een samengestelde zin?

1. waar
2. niet waar

De hond wil graag naar buiten, maar zijn baasje heeft daar geen zin in.

Waarom is dit is een samengestelde zin?

Vooruitblik

HW:

- Je leesboek van de mediatheek meenemen + Nederlands werkboek

- Leertekst par. 1.7 lezen