This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
ACCOUNTMANAGEMENT KE8
Slide 1 - Slide
Een verschil tussen de modellen van Treacy & Wiersema (waardeposities) en Porter (generieke concurrentiestrategieen) is:
A
Porter laat de markt buiten beschouwing
B
Porter introduceert Customer Intimacy
C
Treacy & Wiersema laten de markt buiten beschouwing
D
Treacy & Wiersema introduceren de focusstrategie
Slide 2 - Quiz
Het vijfkrachtenmodel van Porter geeft de concurrentie invloeden aan. Welke 5 krachten zijn dat?
A
Afnemers , toetreders , leverancier , substituten en extern concurrentie
B
Afnemers , toetreders , leverancier , substituten en intern concurrentie
C
Afnemers , toetreders , leverancier , substituten en extern analyse
D
Afnemers , toetreders , leverancier , substituten en intern analyse
Slide 3 - Quiz
Welke strategie geeft die voor de middellange termijn aan:
A
verkoopstrategie
B
Strategische planning
C
Aanvallende strategie
D
operationele strategie
Slide 4 - Quiz
Op welke onderdelen heeft de externe analyse betrekking
A
Behoefte , klantenrelaties , concurrentie
B
Wensen in de markt , concurrentie , omgevingsfactoren
C
Omgevingsfactoren , klantenrelaties , behoefte
D
Concurrentie, DESTEP en financiële positie
Slide 5 - Quiz
wat is een voorbeeld van een kwalitatief onderzoek?
A
Levert een mening over een bepaald onderwerp
B
De werkelijke kwaliteit van het product in het onderzoek
C
Levert meetbare gegevens in vorm van cijfers en aantallen
D
De cijfers kunnen goed in tabellen en grafieken worden omgezet
Slide 6 - Quiz
Als een belangrijke concurrent van bedrijf X failliet gaat is dit voor bedrijf X
A
Bedreiging
B
Sterk punt
C
Zwak punt
D
Kans
Slide 7 - Quiz
In een ondernemingsplan staat niet
A
persoonsgegevens en bedrijfsgegevens
B
Een SWOT-Analyse
C
rechtsvorm en marketing
D
bedrijfsdoelstelling
Slide 8 - Quiz
In het meest positieve geval zie je dat in een SWOT-analyse
A
Een strength en een opportunity samenvallen
B
Een opportunity een weakness oplost
C
Een opportunity en een weakness samenvallen
D
Een weakness wordt opgelost door een threat
Slide 9 - Quiz
Een kwantitatief onderzoek is:
A
onderzoekt meningen
B
geeft de motivatie van kopers aan
C
kijkt naar meetbare marktgegevens
D
Kan niet zonder kwalitatief onderzoek
Slide 10 - Quiz
Wat doe je als je gevonden gegevens gaat extrapoleren?
A
Dan ga je gegevens extra koel opslaan om bederf te voorkomen
B
Geen van deze antwoorden is correct
C
Dan ga je de trend van de gevonden gegevens doortrekken naar de toekomst
D
Dan ga je deze gegevens in twijfel trekken
Slide 11 - Quiz
Een accountmanager merkt dat zijn drie grootste accounts niet tevreden zijn over de klachtafhandeling. Hij wil van de accounts weten op welke manier deze service verbeterd kan worden. Wat is de beste onderzoeksmethode om dit duidelijk te krijgen?
A
Enquête
B
Experiment
C
Interview
D
Observatie
Slide 12 - Quiz
Een groothandel vergelijkt de bedrijfsvoering met een aantal concurrenten op bepaalde aspecten. Welke methode gebruikt de groothandel?
A
Afnemersanalyse van Ferrel
B
Positioneringskaart
C
Benchmarking
D
SWOT-analyse
Slide 13 - Quiz
Een analysemodel bepaalt de te volgen strategie met behulp van de marktgroei en het relatief marktaandeel. Welk model is dit?
A
Matrix van Pareto
B
BCG-Matrix
C
Piramide van Maslow
D
MABA-Matrix
Slide 14 - Quiz
In welke fase van de relatielevenscyclus is de relatie tussen leverancier en afnemer het meest stabiel?
A
Acquisitiefase
B
Groeifase
C
Verzadigingsfase
D
Neergangsfase
Slide 15 - Quiz
Juist / Onjuist:De letters ABCD in de ABCD-analyse staat voor: Afnemers, Bedrijfstak, Concurrenten, DESTEP
A
Onjuist
B
Juist
Slide 16 - Quiz
Vaak bestelt en test een softwarebedrijf de nieuwste software al voordat deze in Nederland op de markt is. Tot welke adoptiecategorie hoort dit bedrijf?
A
Early Majority
B
Early Adopters
C
Laggards
D
Innovators
Slide 17 - Quiz
‘De effectieve en efficiënte voortstuwing van goederen- en informatiestromen tussen leverancier en afnemers.’ Welk begrip is hierboven beschreven?
A
Fysieke distributie
B
Supply chain management
C
Integrale distributie
D
Materials handling
Slide 18 - Quiz
Wat is de technische voorraad?
A
De voorraad waarover een bedrijf een prijsrisico loopt.
B
De voorraad nodig ivm seizoensschommelingen
C
Het totaal van de beschikbare en voor klanten gereserveerde voorraad.
D
De economische voorraad + nog niet ontvangen bestellingen
Slide 19 - Quiz
De Volkswagen Golf is een typisch voorbeeld van een
A
Cashcow
B
Dog
C
Star
D
Questionmark
Slide 20 - Quiz
De twee factoren waarnaar gekeken wordt bij de Boston Consultancy Matrix zijn:
A
De winstgevendheid en het marktaandeel
B
De concurrentie en je eigen onderneming
C
Het marktaandeel en het break-evenpunt
D
Het relatieve marktaandeel en het groeipotentieel
Slide 21 - Quiz
Welk model meet en beoordeelt de prestaties van een leverancier?
A
Inkoopportfolio-analyse
B
Vendor rating
C
Inkooppositiematrix
D
De price-ranking
Slide 22 - Quiz
Hoge winstgevendheid - Groot marktaandeel - Grote kans op stijging vd vraag - Investeren en innoveren is nodig. Dit is:
A
Cashcow
B
Star
C
Dog
D
Questionmark
Slide 23 - Quiz
Een consument heeft 500 euro te besteden. Hiervan wil hij een bank of een laptop kopen. Hier is sprake van:
A
Behoefteconcurrentie
B
Generieke concurrentie
C
Merkenconcurrentie
D
Productvormconcurrentie
Slide 24 - Quiz
Een producent van zuivelproducten wil over 10 jaar actief zijn in 15 landen binnen Europa. Op welk niveau is deze doelstelling geformuleerd?
A
Operationeel niveau
B
Geografisch niveau
C
Tactisch niveau
D
Strategisch niveau
Slide 25 - Quiz
‘Een accountmanager die als doel heeft lange termijn relaties op te bouwen met strategisch belangrijke accounts van een onderneming.’ Welke functie is dit?
A
Corporate accountmanager
B
Key-accountmanager
C
National accountmanager
D
Junior Accountmanager
Slide 26 - Quiz
De ABCD-analyse wordt vooral gebruikt voor de
A
Omzet analyse
B
Interne analyse
C
klanten analyse
D
Externe Analyse
Slide 27 - Quiz
Wat is geen concurrentievorm?
A
Behoefteconcurrentie
B
Generieke concurrentie
C
Reclameconcurrentie
D
Productvormconcurrentie
Slide 28 - Quiz
‘Een leverancier beheert de voorraad van de afnemer.’ Welk concept is dit?
A
Co-development
B
Early supplier involvement
C
Vendor managed inventory
D
Vendor owned inventory
Slide 29 - Quiz
De 6W afnemersanalyse van Ferrel zijn: wie, wat, waar, welke, wanneer, waarom en waarom niet. Welke hoort hier niet bij?
A
Welke
B
Wie
C
Waarom
D
Waarom niet
Slide 30 - Quiz
Waar staat de P voor in de DESTEP?
A
Prijsconcurrentie
B
Product
C
Politiek/Juridisch
D
Promotionele acties
Slide 31 - Quiz
Wat zijn de eerste kopers in de productlevenscyclus?
A
Early Adapters
B
Early Majority
C
Laggards
D
Innovators
Slide 32 - Quiz
Wat is de volgorde van de levenscyclus van een klantrelatie?
A
klantbehoud transactiefase aanbodfase relatiefase
B
aanbodfase transactiefase relatiefase klantbehoud
C
relatiefase aanbodfase transactiefase klantbehoud
D
transactiefase relatiefase aanbodfase klantbehoud
Slide 33 - Quiz
Wanneer is er sprake van fysieke distributie?
A
Vanaf het moment dat een eindproduct de fabriek verlaat.
B
Als grondstoffen en halffabricaten in de fabriek verzameld worden.
C
Zodra er een fysieke inspanning moet worden geleverd.
D
Zodra de consument het meeneemt naar huis.
Slide 34 - Quiz
Een fabrikant maakt reclame gericht op de consument die hierdoor naar de winkel gaat. Deze strategie heet
A
Pullstrategie
B
Slushstrategie
C
Pushstrategie
D
Overheadstrategie
Slide 35 - Quiz
Een importeur van fruit onderscheidt zich door uitsluitend fairtradeproducten te importeren. De importeur verkoopt deze producten door aan biologische supermarkten.
A
Differentiatiestrategie
B
Biofoodstrategie
C
Focusstrategie
D
Kostenleiderschap
Slide 36 - Quiz
Een fabrikant die veel doet aan onderzoek om steeds met de nieuwste producten te komen, hanteert de waardestrategie...
A
Customer intimacy
B
Product leadership
C
Operational excellence
D
Research leadership
Slide 37 - Quiz
Material management houdt zich bezig met de goederenstroom binnen productiebedrijven.