H3, lezen: les 1 (startopdracht)

Welkom bij Nederlands!





Check:
  • Staat je telefoon uit en zit hij in de telefoonbak?
  • Liggen alle spullen die je nodig hebt op tafel?






Op tafel ligt: 
  • Agenda
  • Pen
  • Laptop (dicht)





1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!





Check:
  • Staat je telefoon uit en zit hij in de telefoonbak?
  • Liggen alle spullen die je nodig hebt op tafel?






Op tafel ligt: 
  • Agenda
  • Pen
  • Laptop (dicht)





Slide 1 - Slide

  • 2e versie inleveren per mail
  • Niet voldoende of nog niet ingeleverd? Dinsdag 21 maart. 
Schrijfdossier

Slide 2 - Slide

Maandag 13 maart:
  • H3 Lezen, opdr. 1 en 2 (blz. 64 t/m 66)


Dinsdag 11 april:
  • Toets lezen H3 en H4 (2x)













Huiswerk

Slide 3 - Slide

Toets werkwoordspelling

Slide 4 - Slide






Lezen



Na de lessen deze week...

  • kun je samenhang in teksten herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Doel

Slide 5 - Slide

Je kunt samenhang in teksten herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Doel

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Zet de zinnen in de juiste volgorde. 
1.
2.
3
4
Rol ze ten slotte weer uit elkaar en kijk: nu ligt het biljet van 5 euro bovenaan, en dat van 10 onderaan. 
Daarna rol je de twee biljetten samen op. Maar let op!
Eerst leg je de twee bankbiljetten op elkaar. Het biljet van 5 ligt onderaan, en dat van 10 bovenaan. 
Rol de bankbiljetten zo op, dat je het biljet van 5 euro nog een extra keer kunt ronddraaien. 

Slide 8 - Drag question

Eerst leg je de twee bankbiljetten op elkaar. Het biljet van 5 ligt onderaan, en dat van 10 bovenaan. 

Rol de bankbiljetten zo op, dat je het biljet van 5 euro nog een extra keert kunt ronddraaien.
 
Daarna rol je de twee biljetten samen op. Maar let op!

Rol ze ten slotte weer uit elkaar en kijk: nu ligt het biljet van 5 euro bovenaan, en dat van 10 onderaan. 

Hoe weet je dat? 

Slide 9 - Slide

  • Zinnen en alinea's staan vaak in een bepaalde volgorde en hebben iets met elkaar te maken (=verband, relatie). Schrijvers gebruiken signaalwoorden. 

  • Signaalwoorden zeggen eigenlijk: let op! Hier komt een opsomming, tegenstelling, reden of voorbeeld. 

  • maar, toch, echter, ook, ten eerste, ten tweede, bovendien, eerst, allereerst, toen
Signaalwoorden

Slide 10 - Slide

Waarom gebruiken schrijvers signaalwoorden?

Slide 11 - Open question

Wel een signaalwoord
Geen signaalwoord
maar
toch
bovendien
zoals
en
ook
vervolgens
eerst
sla
Hans Klok

Slide 12 - Drag question

Eerst leg je de twee bankbiljetten op elkaar. Het biljet van 5 ligt onderaan, en dat van 10 bovenaan. 

Rol de bankbiljetten zo op, dat je het biljet van 5 euro nog een extra keert kunt ronddraaien.
 
Daarna rol je de twee biljetten samen op. Maar let op!

Rol ze ten slotte weer uit elkaar en kijk: nu ligt het biljet van 5 euro bovenaan, en dat van 10 onderaan. 

Signaalwoorden

Slide 13 - Slide

Samen: opdr. 1, blz. 65

Slide 14 - Slide



Wat?
  • H3, lezen: opdr. 1

Hoe?
  • Boek + schrift

Klaar? 
  • Nakijken: H3 lezen, opdr. 1
  • Maken H3, lezen: opdr. 2




Heb je hulp nodig?
Kijk eerst naar het stoplicht.
 


Rood? Stil. 
Stel je vraag aan de docent (alleen als je echt niet verder kunt).
Geel? Fluisterniveau. 
Vraag diegene naast je.
Groen? Fluisterniveau. 
Vraag je buurman of buurvrouw of de docent.

Aan het werk
timer
1:00

Slide 15 - Slide




Na deze les...

  • kun je samenhang in teksten herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Doel

Slide 16 - Slide

Volgende les
Donderdag:
  • Leesboek mee

Maandag 13 maart:
  • H3 Lezen, opdr. 1 en 2 (blz. 64 t/m 66)

Slide 17 - Slide