12 september pers.vnw + start être

Bonjour B1a !
  • Pak je livre, cahier et  stylo

  • MAAR: laat je boek nog even dicht! 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour B1a !
  • Pak je livre, cahier et  stylo

  • MAAR: laat je boek nog even dicht! 

Slide 1 - Slide

Programme
  • Doel: na deze les ken je de verschillende.
  • apprendre 2
  • tekst 'Lire' herhalen
  • introductie être

Slide 2 - Slide

les devoirs
  • Apprendre 2

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord ?
  • In de tekst van de vorige les stonden een paar Franse persoonlijke voornaamwoorden: Je, Tu, Il, Elle 

  • Kijk nog eens naar de tekst van Lire (p. 16): wat betekenen deze woorden?
    Je                                   Tu
    Il                                   Elle

Slide 5 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
  • In de tekst van de vorige les stonden een paar Franse persoonlijke voornaamwoorden: Je, Tu, Il, Elle 

  • Kijk nog eens naar de tekst van Lire (p. 16): wat betekenen deze woorden?
    Je - Ik                              Tu - Jij
    Il - Hij                            Elle - Zij

Slide 6 - Slide

Naast je, tu, il en elle, heb je nog een aantal andere:

Enkelvoud                Meervoud

Je - Ik                     Nous 
  Tu - jij                     Vous    
                Il - Hij                      Ils                    
                    Elle - Zij                   Elles                    
On 

Slide 7 - Slide

Naast deze voornaamwoorden, heb je nog een aantal andere:

Enkelvoud                Meervoud

Je - Ik                     Nous - Wij
  Tu - jij                     Vous - Zij, u
                Il - Hij                      Ils - Zij (mannelijk)
                    Elle - Zij                   Elles - Zij (vrouwelijk)
On- Wij / Men   

Slide 8 - Slide

Être
  • Het werkwoord être betekent "zijn"

  • Être is een belangrijk werkwoord, omdat je er heel veel zinnen mee kan maken.

  • Kijk maar eens op p. 19, luister mee en spreek na!

Slide 9 - Slide

Être
Je suis
Ik ben
Tu es
Jij bent
Il est
Hij is
Elle est
Zij is
On est
Wij zijn, men is
Nous sommes
Wij zijn
vous êtes
Jullie zijn, u bent
Ils sont
Zij zijn (m)
Elles sont
Zij zijn (v)

Slide 10 - Slide

Être - Waar moet je op letten?
  • Il/elle est = hij/zij is & ils/elles sont = zij zijn

  • Vous êtes = dakje op de e (accent circonflexe)

  • On est = wij zijn/men is

  • Uitspraak: je spreekt niet alle letters die je schrijft uit!

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Kies de juiste vorm van être:

Elle ...
A
es
B
est
C
êtes
D
suis

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste vorm van être:

Vous ...
A
est
B
es
C
etes
D
êtes

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste vorm van être:

Romain et Aurelie...
A
est
B
sont
C
sommes
D
es

Slide 15 - Quiz

Wat is het verschil tussen "ils sont" en "elles sont"?
A
Er is geen verschil
B
Ils is enkelvoud, elles is meervoud
C
Ils is mannelijk, elles is vrouwelijk

Slide 16 - Quiz

Être

  • 8A (p. 19): we gaan 3 samen maken en nakijken

Slide 17 - Slide

Au travail !
Quoi? Wat?
Faire exercice 8BCD (p. 20)
Avec qui? Met wie?
Individuellement ou avec ton voisin(e)
Besoin d'aide?
Hulp nodig?
Stel je vragen aan de docent of aan elkaar.
Temps?

Résultat?
Je weet hoe je het werkwoord être moet vervoegen.
Fini? Klaar?
- Steek je hand op, dan kom ik langs
timer
1:00

Slide 18 - Slide

  • Doel: na deze les ken je de persoonlijke voornaamwoorden in het Frans.

Gelukt?

Slide 19 - Slide

les devoirs (15 septembre)

 -  Goed lezen:  "Apprendre 3" (p. 37)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide