Maatwerk th2: lesson 2 - round 2

1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Today's Lesson
Recap: woordvolgorde en past continuous + past simple
New grammar: Adjectives (bijvoeglijk voornaamwoord)
Kahoot: Adjectives
Now you: Come up with a sentence

Goal: You will be able to use the adjectives via the sentence structure method you have already learned in the previous lessons

Slide 2 - Slide

Recap: Wat is de woordvolgorde in Engels?

Slide 3 - Open question

Recap: Geef een voorbeeld van een past continuous

Slide 4 - Open question

Recap: Geef een voorbeeld van een past simple

Slide 5 - Open question

Notes
Woordvolgorde
wie -        doet     -    wat       -    waar      -   wanneer

Slide 6 - Slide

Grammar: Adjectives
Normale zinnen hebben een vast woord volgorde.
Wie (who), does (doet), what (wat), where (waar), when (wanneer).
 
Je kan in zinnen ook adjectives (bijvoeglijk voornaamwoord) toevoegen. Deze komen vóór nouns (zelfstandignaamwoorden), en geven extra informatie over nouns

For example:
- Sheila has a beautiful smile
- John drives a red car
- That crazy dog bit me in the leg

Slide 7 - Slide

Grammar: Adjectives
Soms komt een adjective direct na een verb (werkwoord). Dit is mogelijk bij verbs zoals "to be", "to look", "to appear", en "to seem".

For example:
- They look silly in those hats
- I am happy to see you
For example:
- Sheila has a beautiful smile
- John drives a red car
- That crazy dog bit me in the leg

Slide 8 - Slide

Grammar: Adjectives
Now you:
Maak een wie - doet - wat - waar - wanneer zin, en verwerk er een adjective in (remember: adjectives (bijvoeglijk voornaamwoord) zeggen iets over nouns (zelfstandignaamwoord)!)

        Wie    -     Doet   -    Wat       -  Waar     - Wanneer

1.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link