Mavo 4 Antwoorden Periode 1 Herhaling 4

Opdrachten bespreken
Herhalingsopdracht 1

  • meer
  • duurder
  • verslechtert
  • goedkoper
1 / 6
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 6 slides, with text slides.

Items in this lesson

Opdrachten bespreken
Herhalingsopdracht 1

  • meer
  • duurder
  • verslechtert
  • goedkoper

Slide 1 - Slide

Opdrachten bespreken
Herhalingsopdracht 2

  • A = 2.000.000 euro x $ 1,65 = $ 3.300.000
  • B = 2.000.000 euro x $ 1.50 = $ 3.000.000

  • C =
  • gedaald
  • minder
  • goedkoper

  • D = Nederland heeft dan goedkopere producten waarmee ze kunnen concurreren.

Slide 2 - Slide

Opdrachten bespreken
Herhalingsopdracht 3

  • A = 2.000.000 : 10.000 = 200
    200 x 1,084 = 220,05 euro

  • B = 12.000.000 : 10.000 = 200
    200 x 0,907 = 178,15 euro

  • C = Gunstig, de rupiah is dan goedkoper.

  • D = De euro is dan duurder voor Indonesië, dus de bloemen ook.

    Slide 3 - Slide

    Opdrachten bespreken
    Herhalingsopdracht 4

    • A = polis
    • B = premie
    • C = eigen risico

    Herhalingsopdracht 5

    • 1 = Verzekering
    • 2 = Verzekerde
    • 3 = Verzekeraar

    Slide 4 - Slide

    Opdrachten bespreken
    Herhalingsopdracht 6

    • A = Dat je tot een bepaald bedrag aan eerste kosten zelf moet betalen.
    • B = Niets. De schade van 250 euro is lager dan het eigen risico van 300 euro.
    • C = 550 euro - 300 euro = 250 euro
    • D = Hij wil geen schade maken want anders moet hij eigen risico betalen.
    • E = Dan hoeft de verzekeraar minder schade uit te betalen.

    Slide 5 - Slide

    Opdrachten bespreken
    Herhalingsopdracht 7

    • A = 12.500 euro : 100% x 1,8% = 225 euro

    • B = 225 euro + 15 euro = 240 euro
      240 euro : 100% x 7% = 16,80 euro
      240 euro + 16,80 euro = 256,80 euro

    Slide 6 - Slide