Les 2a en b week 36 Module 1

 vmbo 4 Les 2a
1 / 36
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

 vmbo 4 Les 2a

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Was machen wir heute?

  •  Was machen wir diese Stunde?
  • Nakijken les 1
  • Herhaling woordenlijst Personen
  • Uitleg over signaalwoorden, de opsommingswoorden
  • Oefening maken met de opsommingswoorden
  • Werken aan les 2 in je werkboek (Wörter und Grammatik)


Slide 3 - Slide

Antworten Les 1
Wörter
Übung 1
1. die Großeltern      6. die Tochter
2. der Sohn                 7. Zwilling
3. der Vater                 8. die Frau
4. der Mann                 9. Geschwister
5. die Schwester      10. Familie

Slide 4 - Slide

Antworten Les 1
Übung 2
1. goede dag, mijn naam is
2. ik ben 15 jaar oud
3. Hoe heet u? Hoe heet jij?
4. Wie bent u? Wie ben jij?
5. Hoe gaat het met u? Hoe gaat het met jou?
6. Zeer goed, dank je/ Heel goed, dank je
7. Helaas voel ik mij niet goed.
8. Waar komt u vandaan? Waar kom jij vandaan?
9. Waar woont u/jij?
10. Ik kom uit………

Slide 5 - Slide

Antworten Les 1
11. Dat ligt in het zuiden van Nederland
12. Dat ligt in de buurt van Amsterdam
13. Ik heb twee oudere broers, zij zijn twee en vier jaar ouder dan ik.
14. Wij wonen in een rijtjeshuis.
15. Mijn vader is huisarts.
16. Mijn moeder is tandarts.
17. Ik tennis graag/ ik speel graag tennis
18. Ik voetbal graag/ ik speel graag voetbal
19. Ik lees graag

Slide 6 - Slide

Antworten Les 1
Grammatik
Übung 1
1. spielt             hij speelt met zijn zus
2. wohnen       wij wonen in een klein dorp
3. wohnst        waar woon jij?
4. lese               ik lees vaak een boek
5. lesen      Mijn moeder en vader lezen iedere ochtend de krant
6. spielt            het kind speelt lief
7. essen           de ouders eten graag patat en braadworst
8. fahrt             op maandag rijden jullie naar Berlijn
9. besucht      Tanja bezoekt in Keulen vrienden
10. kaufen        Hans en Ilse kopen voor hun grootouders een                                     cadeau

Slide 7 - Slide

Antworten Les 1
Übung 2 Grammatik


1. arbeitest        6. sitzt
2. findet              7. machen
3. beißt               8. brauchen
4. lese                 9. findest
5. redet              10. Heißt

Slide 8 - Slide

Antworten Les 1
Schreiben Urlaubskarte                                                     Voorbeeld
Liebe Anja,
viele Grüße aus Italien. Wir sind auf einem Campingplatz in Umbrien. Das Wetter ist sehr gut.
Ich gehe jeden Tag schwimmen, im See oder im Schwimmbad.
Ich habe zwei Italienerinnen kennengelernt, sie sind sehr nett.
Wir sprechen Deutsch miteinander. Schade, dass du nicht hier bist. Gestern bin ich mit meinen Eltern nach Assis gefahren.
Das ist eine sehr schöne kleine Stadt. Wohin fährst du dieses Jahr in den Urlaub?
Bis bald ( hier geen komma)
Liebe Grüße .........



Slide 9 - Slide

Wiederholung Wörter
Wat is de Nederlandse       Wat is de Duitse vertaling van vertaling van deze woorden                                       deze woorden

Die Eltern                                                 een zus
Die Geschwister                                     een broers
Der Zwilling                                            de vriendin
Die Schwester                                        de man
Das Enkelkind                                        een vader
Die Freunde                                            een moeder
timer
10:00

Slide 10 - Slide

Signaalwoorden
Oefening A
Vertaal de onderstaande signaalwoorden naar het Nederlands van Duits

Oefening B
Onderstreep de signaalwoorden van de opsomming
Vertaal de zinnen naar het Nederlands
 zijn.
 

timer
10:00

Slide 11 - Slide

Antwoorden Signaalwoorden

Slide 12 - Slide

An die Arbeit
Maak nu de opdrachten Wortschatz van les 2
Übung 5 blz. 14 en 
Übung 3 blz. 15
Je krijgt hiervoor 15 minuten de tijd en dan kijken we het klassikaal na


timer
15:00

Slide 13 - Slide

Antworten

Wörter Übung 5
1. Hans                                    2. Lehrer
3. dreiundfünfzig              4. Fußball und Tennis
5. eine Tochter                    6. verheiratet
7. Berlin                                   8. spazieren, die Natur
9. Köchin
Grammatik Übung 3
1. hast 6. sind
2. haben 7. haben
3. sind 8. werde
4. ist 9. seid
5. wird 10. Hat


Slide 14 - Slide

An die Arbeit
Maak nu de opdrachten Wortschatz van les 2
Übung 3 en 4 blz. 12 en 13/14
Grammatik Übung 4 blz. 15

De leesopdrachten en schrijfopdrachten doen we de volgende les



timer
15:00

Slide 15 - Slide

 vmbo 4 Les 2b

Slide 16 - Slide

Was machen wir heute?

 Erklärung Fragesorten/ Textsorten 
(Textbuch Seite 17/18/19)

Lesen (zusammen)

Selbständig arbeiten

Slide 17 - Slide

Tekst- en vraagsoorten
Soorten teksten (Seite 17)


Soorten vragen (Seite 17/18)

Veelvoorkomende vragen bij examenteksten (Seite 19 )


Slide 18 - Slide

Lesen

 
Leesteksten bij Übung 2
Seite 21 Textbuch


A. Abitur mit Hindernissen  




Slide 19 - Slide

Vraag 1
Wat betekent deze vraag?

Kijk nu naar de antwoorden, wat betekenen de dikgedrukte woorden?

Ga nu naar de tekst, alinea 1
Lees de tekst globaal door.


Slide 20 - Slide

Antwoord 1A

Uitleg bij het antwoord

Dennoch hat es Stefan van Haaren, Schüler des Freiherr-vom-Stein Gymnasiums Kleve, geschafft. Toch heeft hij het gehaald.
Er hat allen Problemen und Schwierigkeiten getrotzt und seine Abiturprüfung erfolgreich abgelegt. Hij heeft alle problemen en moeilijkheden getrotseerd en zijn examen met succes afgelegd.
Hier staat beschreven dat hij een bijzondere prestatie heeft verricht.


Slide 21 - Slide

Vraag 2

Bij wel / niet vragen staan de antwoorden altijd in volgorde van de tekst.
De eerste bewering staat dus in het begin van de alinea.


Deze vraagsoort is altijd in het Nederlands!
Staat de bewering er letterlijk in? Dan is het wel goed, zo niet dan is het niet goed.
Alles goed = 2 p
3 goed = 1p
minder goed = geen punten




Slide 22 - Slide

Antwoord 2


niet / wel/ wel/ wel 




Slide 23 - Slide

Vraag 3

Wat betekent deze vraag?


Waar staat “Gemeinsames Lernen” in de tekst?
Markeer dit!

Kijk nu naar de antwoorden, wat betekenen de dikgedrukte woorden?
Lees de tekst rondom het gemarkeerde deel goed door. Je antwoord is daar terug te vinden.




Slide 24 - Slide

Antwoord 3A

Uitleg bij het antwoord


Aber wir müssen natürlich auch schauen, was an unserer Schule möglich ist. Hier wordt aangegeven dat er eerst gekeken moet worden of dat in zijn school mogelijk is. In de zin daarna staat :  Rollstuhlfahrer aufnehmen würde hier allein aus baulichen Gründen nicht funktionieren.“ rolstoelgebruikers toelaten zou hier al niet kunnen vanwege bouwtechnische redenen.


Slide 25 - Slide

Vraag 4 

voor hem staan……..deuren open (alinea 4). 
Wat wordt daarmee bedoeld?
 
Markeer het citaat in de tekst

Kijk nu naar de antwoorden, wat betekenen de dikgedrukte woorden?
Ga nu naar de tekst, alinea 4
Lees de tekst globaal door.
Vaak staat het antwoord bij de leestekens, komen deze in de tekst voor lees dit deel dan intensief. 



Slide 26 - Slide

Antwoord 4 B
Uitleg bij het antwoord

Ihm stehen auch dank der Hilfe vieler anderer jetzt alle Türen offen. 

Voor hem staan dank zij de hulp van veel anderen nu alle deuren open. Hij heeft dus veel mogelijkheden voor zijn verdere opleidingen.

Slide 27 - Slide

Vraag 5

B. Wildtiere im Zirkus = wilde dieren in het circus
Dit is een korte tekst met 1 vraag.
De vragen en antwoorden bij korte teksten zijn altijd in het Nederlands

Bij korte teksten moet je meestal de hele tekst doorlezen.

Hier wordt gevraagd naar de hoofgedachte van de tekst. Wat is de kern van de tekst.

In de tekst gaat het om het vraagstuk of er nu wel of niet nog wilde dieren in het circus mogen optreden.



Slide 28 - Slide

Antwoord 5A

B. Wildtiere im Zirkus = wilde dieren in het circus

Uitleg bij het antwoord

Hier wordt gevraagd naar de hoofgedachte van de tekst. Wat is de kern van de tekst.
In de tekst gaat het om het vraagstuk of er nu wel of niet nog wilde dieren in het circus mogen optreden.
 Uitleg antwoord:
die bei einem Einsatz bereits ehemaligen Klassenkameraden über den Weg gelaufen ist
Het antwoord staat in deze zin. Ze kwam tijdens een dienst al voormalige klasgenoten tegen. De alinea gaat verder over andere dingen.



Slide 29 - Slide

Vraag 6

Wat betekent deze vraag?


Markeer het citaat in de tekst
Kijk nu naar de antwoorden, wat betekenen de dikgedrukte woorden?
Ga nu naar de tekst, alinea 4, tweede deel
Lees de tekst globaal door.
Vaak staat het antwoord bij de leestekens, komen deze in de tekst voor lees dit deel dan intensief.






Slide 30 - Slide

Antwoord 6A

Uitleg antwoord:
Natürlich macht man sich Gedanken darüber, wie man Gewaltanwendung oder die Bilder schwerer Unfälle verpackt“, sagt Tobias Fürtjes.
Hier staat dat men er over nadenkt hoe je omgaat met de aanpak van geweld en de beelden van zware ongelukken. Een synoniem hiervoor is dus “hoe verwerkt je onaangename situaties.







Slide 31 - Slide

Uitleg schrijfopdracht
  27/28 Textbuch 
und Seite 16 Arbeitsbuch

Einladung (uitnodiging)

Lees de opdracht en zorg dat je alle punten in je uitnodiging verwerkt hebt. 

 





Slide 32 - Slide

An die Arbeit
Maak nu de opdrachten af van les 2
Wat niet af is maak je thuis af.
De volgende les kijken we de gemaakte opdrachten na.
Werk ook aan je handelingsdeel.
Deze moet na de herfstakantie worden ingeleverd!


timer
15:00

Slide 33 - Slide

Hausaufgaben
Les 2 moet af zijn.
De schrijfopdracht moet duidelijk geschreven zijn, je mag het ook in een document maken zodat je het makkelijker kunt nakijken.
Huiswerk niet gemaakt betekent dezelfde middag het bij mij afmaken.
Leer de woordenlijst blz. 6 Sportarten, Feizeit und Hobbys (Du - Ne + Ne - Du)







Slide 34 - Slide

Speeddaten
Hoe heet je?
hoe oud ben je?
Heb je broers en zussen?
Heb je een huisdier?
Heb je een bijbaantje?
Doe je aan sport? (welke)
Heb je hobby's?








Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide