TA 6 - 2.4.16 voorzetsels

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

doel:

Ik leer wat voorzetsels zijn.

Waar (De beer ligt op de kast)

Wanneer (Na de pauze ga ik)

Welke voorzetsels ken je?

klik het voorzetsel aan
'Ik zit in de boom.'

1. Ik
2. in
3. de
4. boom

Klik het voorzetsel aan
'Jens fietst naar het feest.'

1. fietst
2. het
3. feest
4. naar

Klik het voorzetsel aan
'Fem schiet de bal in de goal.'

1. Fem
2. schiet
3. in
4. de

Klik het voorzetsel aan
Fabian legt de spullen op de kast.

1. Fabian
2. op
3. legt
4. kast

Klik het voorzetsel aan
Fabian legt de spullen op de kast.

1. Fabian
2. op
3. legt
4. kast

Niels staat ... de stoel te springen.

1. op
2. tijdens
3. naar
4. in

Elza gaat ... het feest.

1. door
2. onder
3. naar
4. sinds

Siem legt de mooie kleren...........de kassa.

1. tussen
2. tijdens
3. in
4. bij

..............de springplank spring ik in het water.

1. In
2. Boven
3. Vanaf
4. Naar

Ik vind voorzetsels herkennen makkelijk

😒🙁😐🙂😃

GOED GEOEFEND!!!!

Maken

Blok 2, week 1, les 2.

We starten vanaf opgave 2.

Klaar?

2x plussen via Snappet.

Succes!!