3.2 Leestekens+ flyer (AFT)

Wat gaan we vandaag doen?
  • Theorie 3.2 Leestekens en tekens bij woorden (dubbele punt, aanhalingstekens)
  • Herhalen 3.1 Hoofdletters
  • Oefenen in tweetallen met dubbele punt en aanhalingstekens
  • Zelfstandig verder werken aan je flyer
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?
  • Theorie 3.2 Leestekens en tekens bij woorden (dubbele punt, aanhalingstekens)
  • Herhalen 3.1 Hoofdletters
  • Oefenen in tweetallen met dubbele punt en aanhalingstekens
  • Zelfstandig verder werken aan je flyer

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je gebruikt leestekens correct.
  • Je ontwerpt een flyer naar eigen smaak 

Slide 2 - Slide

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December

Slide 3 - Quiz

Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
A
stef Van leeuwen
B
Stef van Leeuwen
C
stef van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen

Slide 4 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente

Slide 5 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
mavo
B
MAVO

Slide 6 - Quiz

Dubbele punt ( : )
  • Je zet een dubbele punt in een zin als je iets aankondigt.      Dit zijn de namen van de studenten die zijn ingeloot: Bram, Davida en Emma. 
  • Met een dubbele punt kun je ook een citaat aankondigen.     De trainer riep: 'Kom op, volhouden!'
  • Je zet een dubbele punt ook voor een opsomming.                  Zo laad je de accu op: ....



Slide 7 - Slide



Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

Slide 8 - Slide

Aanhalingstekens      ('  ')
Je gebruikt ze:                       Voorbeelden
bij een citaat
Lianne vroeg: 'Wil iedereen zijn mobiel uitzetten?'
Als je een woord ironisch bedoelt
Echt 'knap' dat je een twee hebt.
Als het om het woord of de groep woorden zelf gaat
'Faciliteren' betekent: iets mogelijk maken.

Slide 9 - Slide

Ik moet bij de Jumbo het volgende kopen pindakaas, tomaten, brood en pasta.
A
Er moet geen dubbele punt
B
Er moet een dubbele punt, want het is een opsomming.
C
Er moet een dubbele punt, omdat een verklaring volgt.
D

Slide 10 - Quiz

Staan de aanhalingstekens goed?

'Dat vind ik stom', zei Marie.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quiz

De leerling ging enthousiast aan de slag met zijn opdracht.
Waar komen de aanhalingstekens?
A
Om het woord 'leerling'
B
Om het woord 'slag'
C
Om het woord 'enthousiast'

Slide 12 - Quiz

Een dubbele punt (:) zet je voor een
A
uitleg
B
opsomming
C
uitroep
D
aankondiging

Slide 13 - Quiz

Oefenen met leestekens
  • In tweetallen maken jullie de uitgedeelde opdrachten (4, 5 en 6) 
  • Klaar hiermee? --> verder werken aan flyer. 
  • We bespreken de opdrachten klassikaal als iedereen klaar is. 

Slide 14 - Slide

Maken van een flyer
  • Welke informatie moet op de flyer komen te staan? --> wie, wat, waar, waarom, wanneer en hoe?

Slide 15 - Slide

Maken van een flyer
Maak op papier een schets van je flyer:
  • Welke informatie komt op welke plaats?
  • Met welke opvallende uitspraak trek je de aandacht?
  • Welke afbeeldingen gebruik je?
  • Welke lettertypes en -groottes en welke kleuren gebruik je?

Slide 16 - Slide

Zelfstandig werken
De rest van de les werk je zelfstandig aan jouw flyer

  • Al een onderwerp bedacht?
  • Weet je al met welk programma je jouw flyer gaat onderwerpen?-> Canva, Word, Illustrator?? 

Slide 17 - Slide