Voorbeeld 3: zwavelzuur + kaliumoxide
1. Deeltjes: (2) H
+, SO
42-, K
2O
(zwavelzuur = sterk zuur, dus losse ionen; kaliumoxide = vast zout, dus volledige formule zout)
2. Sterkste zuur: H+, sterkste base: O2- in K2O
3. Reactievergelijking:
oplossen: K2O -> 2 K+ + O2-
zuurbase: 2 H+ + O2- -> H2O
totaal: K2O + 2 H+ -> 2 K+ + H2O