This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
LESDOEL:
Je leert de spellingregels over het gebruik van hoofdletters en leestekens
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Ook je handen was je in de pot!!
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Waardoor komt het verschil?
Slide 7 - Open question
Nu volgt de theorie. Let goed op. Hierna komen er vragen.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
HOOFDLETTERS
Bekijk het volgende filmpje en vul het volgende schema aan!
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Slide 13 - Slide
LEESTEKENS
- punten
- vraagtekens
- uitroeptekens
- komma's
- dubbele punten
- puntkomma
- aanhalingstekens
- apostrof
- liggend streepje
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
PUNT (1)
- Aan het einde van een zin
Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.
Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.
Slide 16 - Slide
PUNT (2)
- Na of in sommige afkortingen
d.m.v. - m.a.w. - i.i.g.
dhr. - mevr. - mej.
max. - min. - nr.
Slide 17 - Slide
VRAAGTEKEN
- Na een vraag
Tot hoe laat ben jij vanmiddag op school?
'Neem jij mijn tas mee?' vroeg Martijn.
Slide 18 - Slide
UITROEPTEKEN (1)
- Om aan te geven dat iemand luid roept
'Ik ben beneden!' klonk het vanuit de kelder.
Slide 19 - Slide
UITROEPTEKEN (2)
- Om een bevel of waarschuwing aan te geven
Halt, of ik schiet!
Stop!
Kom hier!
Slide 20 - Slide
KOMMA
- Maakt een zin overzichtelijker
- Staat op de plaats waar je bij hardop lezen even een rust neemt
Slide 21 - Slide
KOMMA (1)
- Als pauzeteken in een zin
Onze hond eet erg veel, toch is hij niet dik.
Slide 22 - Slide
KOMMA (2)
- Tussen de delen van een opsomming
Ik hou van verschillende smaken ijs: chocolade, vanille, bosvruchten en cookie&caramel.
Slide 23 - Slide
KOMMA (3)
- Tussen twee persoonsvormen
Als je fietsband lek is, moet je ervoor zorgen dat het gemaakt wordt.
Samengestelde zin
Van twee zinnen is één zin gemaakt. Een zin heeft dan twee persoonsvormen (dit leer je in leerjaar 2).
Slide 24 - Slide
DUBBELE PUNT (1)
- Voor een opsomming
Je hebt nodig: een ei, een klontje boter en een snufje zout.
Slide 25 - Slide
DUBBELE PUNT (2)
- In plaats van want of immers (uitleg)
Ik ga niet mee naar de film: ik moet huiswerk maken.
Slide 26 - Slide
DUBBELE PUNT (3)
- Voor een aankondiging
Ik heb een nieuwtje: ik ga verhuizen naar Breda.
Na een dubbele punt
Na een dubbele punt gebruik je normaal NOOIT een hoofdletter.
Slide 27 - Slide
Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
als het pijn doet geef je maar een gil
Slide 28 - Open question
Verbeter het plaatje
Slide 29 - Slide
Verbeter: Bel werkt niet kloppen a.u.b.
Slide 30 - Open question
Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet. Levi wil je die bak met potloden aangeven
Slide 31 - Open question
Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben
Slide 32 - Open question
Verbeter het plaatje
Slide 33 - Slide
Verbeter: Schiet op Griekenland
Slide 34 - Open question
Aanhalingstekens
- Zet je om citaten en om woorden die je letterlijk wilt benoemen of die een speciale betekenis hebben.
De voorzitter begon met een welgemeend ‘Gelukkig nieuwjaar!’
Na een dubbele punt
Na een dubbele punt gebruik je normaal NOOIT een hoofdletter.
Slide 35 - Slide
Punt komma
- Tussen zinnen die sterk met elkaar verbonden zijn, maar die ook op zichzelf kunnen staan.
Je moet zo’n kuur helemaal afmaken; de huisarts raadt dat dringend aan.
Na een dubbele punt
Na een dubbele punt gebruik je normaal NOOIT een hoofdletter.
Slide 36 - Slide
Juist of onjuist: Lotte zei: 'Wat een leuke jongen.'
A
Juist
B
Onjuist
Slide 37 - Quiz
Juist of onjuist: Mees riep: Kijk uit voor die fietser!
A
Juist
B
Onjuist
Slide 38 - Quiz
Apostrof
- Als je eens of meer letters uit een woord weglaaty, als een meervouds- of bezitsvorm anders uitspraakverwarring geeft, na de bezitsvorm van namen die eindigen op een s-klank en bij verkleinwoorden die eindigen op -y
Alinea's/Klaas' jas/ baby'tje
Na een dubbele punt
Na een dubbele punt gebruik je normaal NOOIT een hoofdletter.
Slide 39 - Slide
Slide 40 - Slide
Slide 41 - Slide
Liggend streepje
- wordt gebruikt als afbreekstreepje
- koppelteken
- weglatingsstreepje
Slide 42 - Slide
Vragen? Dan nu aan het werk
Blz. 28 - 29
Opdracht 1 t/m 5
Opdracht 7 t/m 9
Slide 43 - Slide
LESDOEL:
Je leert de spellingregels over het gebruik van hoofdletters en leestekens