6. Je maakt per verhaal een overzicht van de tijd en ruimte (=setting):
-Waar speelt het verhaal zich af?
-Wat is de vertelde tijd?
-Is het verhaal chronologisch opgebouwd?
-Worden er tijdsprongen gebruikt? Zo ja welke en waarom?
7. Maak per verhaal een kopje Literatuur :
-leg uit hoe origineel je dit verhaal vind;
-leg uit wat je voorspelbaar en wat je onvoorspelbaar vond;
-leg uit wat jou waardoor aan het denken heeft gezet;
-> bepaal dus of je dit verhaal literair vindt of lectuur.