Maak zinnen met de volgende woorden:
haast Ik heb haast, want ik ben laat.
jammer Het is jammer dat jij je boek kwijt bent. Nu moet je een nieuwe kopen.
klaar Hij is klaar met zijn werk, alles is af.
even Je moet even wachten. Het is nog geen tijd.
liever Ik eet liever bananen dan appels.
ongeveer Ik heb ongeveer 3 euro aan muntgeld in mijn portemonee.
elke Ik ga elke dag fietsen.
vaak Ik sport vaak, wel 3 keer per week.