IJsbr.Hfst 4.4

IJsbreker
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

IJsbreker

Slide 1 - Slide

Zijn we er allemaal?

Doe je je telefoon in je tas?

Heb je je spullen klaarliggen?

Heb je je huiswerk gemaakt?
De afspraken

Slide 2 - Slide

Doelen:

In deze les leer je woorden rondom de auto.
Je leert de betekenis van het woord niet en je kan het woord gebruiken in zinnen.
Je gebruikt: 'Hoe zeg je dat....?' 
Je kent de lidwoorden de, het en nu ook een.
IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 3 - Slide

Lees de tekst op bladzijde 101.


Lees de tekst heel goed. Je krijgt er vragen over!!!!
IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 4 - Slide

Kun je in Nederland 24 uur per dag benzine kopen?
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

Wat zijn de pompen?
A
B

Slide 6 - Quiz

Moet je zelf tanken?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Heeft een benzinepomp een nummer?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Waarom heeft een bezinepomp een nummer?

Slide 9 - Open question

Welke soorten benzine zijn er?

Slide 10 - Mind map

Welke bezine is beter voor het milieu?
A
super
B
loodvrij
C
euro 95
D
diesel

Slide 11 - Quiz

Luister goed naar de tekst:

Honderd kilometer per uur
IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 12 - Slide

IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 13 - Slide

De woorden bij de les:

de auto
rijden
de benzine
duur
beter
meeste
de soort
verschillende
zelf
IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen
Schrijf de woorden op.
Maak daarna met ieder woord een zin.
Leer de woorden.

Slide 14 - Slide

Het dictee
IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 15 - Slide

Het dictee:

de auto
rijden
de benzine
duur
beter
meeste
de soort
verschillende
zelf
IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 16 - Slide

Maak de online oefeningen van: hoofdstuk 4 les 4.
IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 17 - Slide

De auto
IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 18 - Slide

Grammatica oefenen:
IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 19 - Slide

De jongen loopt in de straat.
...... gaat naar de bakker.
A
zij
B
hij
C
wij
D
ik

Slide 20 - Quiz

Dag juf, waar ga .... naartoe?
A
ik
B
je
C
zij
D
hij

Slide 21 - Quiz

Zet de woorden in de goede volgorde.
de Glasblazerslaan - is - Waar - ?

Slide 22 - Open question

Zet de woorden in de goede volgorde.
Ik - naar de tram - loop - .

Slide 23 - Open question

Ik heb een huis.
Het is ....... huis.
A
jouw
B
ik
C
zijn
D
mijn

Slide 24 - Quiz

Zij hebben boeken.
Het zijn ....... boeken.
A
mijn
B
haar
C
hun
D
onze

Slide 25 - Quiz

rijden
De bus ........ .

Slide 26 - Open question

lopen
Wij ....... de tram in.

Slide 27 - Open question

kopen
Hij ...... een kaartje bij de automaat.
A
koop
B
koopt
C
kopen
D
kopt

Slide 28 - Quiz

Quizlet - oefenen van de woorden.
IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 29 - Slide

Maak het blad met de oefeningen.
IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

Bingo!!!
Hoe heten de vervoersmiddelen?
IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Link

Blz. 102
 Hoe zeg je dat?

Meneer, weet u waar de eh..... hoe zeg je dat....... waar de bus stopt?

Waarom eh ..... hoe zeg je dat ...... toet toet?
IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 34 - Slide

Blz. 103

Niet


IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 35 - Slide

Dit hoofdstuk gaat over reizen.
Je leert de taalfuncties:
Hoe zeg je dat?
Ik wil graag
Je leert bij grammatica:
Werkwoorden: het onderwerp en het werkwoord
Niet
Een
Onze, jullie, hun
Je leert de begrippen:
Liever
Elke dag
IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide