WOE 17/01/2024 2A - LEESVAARDIGHEID les 2

1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen kwintaal 3
  • Hoofd- en bijzaken
  • Feiten, meningen en argumenten
  • Kernzinnen
  • Tekstverbanden en signaalwoorden
  • Kritisch lezen
  • Tekst en publiek

Slide 2 - Slide

Hoofdzaken en bijzaken
De belangrijke informatie in een tekst noem je de hoofdzaken.
Wat niet zo belangrijk is zijn de bijzaken.
Vorige les

Slide 3 - Slide

Hoofdzaken
Voorkeursplaatsen tekst:
Inleiding & slot

Voorkeursplaatsen alinea:
Kernzin

Vorige les

Slide 4 - Slide

Huiswerk
HUISWERK
p. 14 opdracht 3 - 1  t/m 12


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Feiten en meningen

Slide 7 - Slide

Startopdracht
Schrijf op: 
Wat is een feit? 
Wat is een mening? 
Wat zijn argumenten?

Feiten: Noteer zoveel mogelijk feiten. Voorbeeld: het is vandaag woensdag 17 januari. 
Mening: Noteer zoveel mogelijk voorbeelden van meningen. Voorbeeld: Het eten van vlees is zielig. Onderbouw je mening met een goed argument.

Als de tijd voorbij is, bespreek je met een ander duo of je het eens bent dat het een feit of mening is

Slide 8 - Slide

Feit
Een feit is iets wat werkelijk zo is
Een feit is iets wat echt is gebeurd
Een feit kun je controleren
Een feit is iets dat vaststaat en dat je kunt bewijzen (objectief)


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Mening

Een mening is wat een persoon van iets vindt.
Een mening staat niet vast, het is persoonlijk en een mening kan per persoon verschillen (subjectief)

Andere woorden voor mening zijn:
standpunt, oordeel, opinie en opvatting.

Slide 11 - Slide

Argument
Een goed argument is op feiten of concrete voorbeelden gebaseerd en is relevant voor je standpunt

Bijvoorbeeld:
Kinderen zouden dagelijks minstens 8 uur slaap moeten krijgen, want studies laten zien dat voldoende slaap hun concentratie verbetert en het risico op gezondheidsproblemen vermindert. 

Slide 12 - Slide

FEIT OF MENING?

Slide 13 - Slide

FEIT OF MENING?

Slide 14 - Slide

FEIT OF MENING?

Slide 15 - Slide

OPDRACHT

Ieder duo kiest een bewering. Verzamel zoveel mogelijk feiten en meningen over de bewering. 
Noteer de feiten, meningen en bronnen etc.
1. Vapen is net zo schadelijk als roken
2. Dierproeven zijn vanaf 2030 verboden
3. Steeds meer scholen worstelen met Gossip-Girl accounts
4. Een filterbubbel kan gevaarlijk zijn.
5. Steeds meer kinderen zijn hoogbegaafd
6. Een meerderheid in Nederland wil de kiesgerechtigde leeftijd verlagen naar 16 jaar. 
7. Het wordt verplicht voor leraren om een cursus 'social media' te volgen.
8. Duurzaamheid en klimaatverandering wordt een nieuw vak op de middelbare school
9. Striktere regels zijn nodig om online pesten tegen te gaan.
10. Fake news en mediawijsheid moeten op school worden onderwezen.
11. Klimaatverandering veroorzaakt extremere weersomstandigheden, zoals hittegolven en overstromingen.
12. Jongeren worden vaak blootgesteld aan druk en negatieve invloeden op hun zelfbeeld via social media.


Klaar? 
Nieuw Nederlands - blz. 102 + 103
Opdracht 1
Opdracht 2
Opdracht 3
Opdracht 4

Slide 16 - Slide

FEIT OF MENING?

Slide 17 - Slide

Opdrachten
Nieuw Nederlands - blz. 102 + 103

Opdracht 1
Opdracht 2
Opdracht 4

Slide 18 - Slide

HUISWERK
Nieuw Nederlands - blz. 102 + 103

Opdracht 1
Opdracht 2
Opdracht 4
Opdracht 1 en 2
Opdracht 4

Slide 19 - Slide

STARTOPDRACHT
Lesboek Nieuw Nederlands - blz. 257

Lees de theorie op blz. 256
Maak daarna opdracht 3 op blz. 257

Slide 20 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
tekstverband
signaalwoorden
chronologisch
daarna, vervolgens, dan
opsommend
ten eerste, ook, bovendien
tegenstellend
maar, echter, in tegenstelling tot
toelichtend
bijvoorbeeld, zo, neem nou
concluderend
dus, daarom, concluderend, dat houdt in
redengevend (waarom iemand iets doet)
omdat, daarom, dus, want, dankzij
oorzakelijk (waardoor iets gebeurt)
doordat, daardoor, als gevolg van
doel-middel
opdat, zodat, om te, door middel van
vergelijkend
zoals, in vergelijking met, als, evenals...
samenvattend
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al

Slide 21 - Slide


Wat is een tekstverband?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Relaties tussen verschillende delen van de tekst.

Slide 22 - Quiz

welke signaalwoorden geven een vergelijkend verband aan?
A
net als, tenzij, indien
B
net als, zoals, eveneens
C
net als, tenzij, om kort te gaan
D
net als, tenzij, aldus

Slide 23 - Quiz

Bij een doel-middelverband horen de volgende signaalwoorden...
A
kortom, samengevat, dus
B
opdat, zodat, om te, door middel van
C
omdat, daarom, dus
D
maar, echter, in tegenstelling tot

Slide 24 - Quiz

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
chronologisch (tijd)
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 25 - Quiz

Mijn broertje eet graag pannenkoeken, pizza's en hamburgers. Tekstverband?
A
Oorzakelijk tekstverband
B
Concluderend tekstverband
C
Vergelijkend tekstverband
D
Opsommend tekstverband

Slide 26 - Quiz

Welk tekstverband gebruik je om dingen achter elkaar op te noemen?
A
Concluderend tekstverband
B
Toelichtend tekstverband
C
Opsommend tekstverband
D
Chronologisch tekstverband

Slide 27 - Quiz

Omdat het glad is, ga ik lopend naar school. Tekstverband?
A
Concluderend tekstverband
B
Oorzakelijk tekstverband
C
Vergelijkend tekstverband
D
Redengevend tekstverband

Slide 28 - Quiz

Wat is het signaalwoord in deze zin:
In de lente bloeien veel bloemen, zoals de narcis, de tulp en de hyacint.
A
in
B
lente
C
veel
D
zoals

Slide 29 - Quiz

Wat voor tekstverband(en) zie je in deze zin?
Na z'n winst bij de GP van Las Vegas had Max Verstappen 549 punten en stond z'n teamgenoot Sergio Pérez op de tweede plek met 273 punten.
tegenstellend
opsommend
chronologisch
concluderend
toelichtend

Slide 30 - Drag question

Wat voor tekstverband(en) zie je in deze zin?
De meningen verschillen, maar ik vind de beste teams in Formule 1 RedBull en McLaren.
tegenstellend
opsommend
chronologisch
concluderend
toelichtend

Slide 31 - Drag question

Wat voor tekstverband(en) zie je in deze zin?
Neem nou Max Verstappen, zonder een goede raceauto had hij nooit zo veel gewonnen.
tegenstellend
opsommend
chronologisch
concluderend
toelichtend

Slide 32 - Drag question

Wat voor tekstverband(en) zie je in deze zin?
Dus het is best mogelijk dat Sergio Pérez volgend jaar wereldkampioen wordt, maar dan moet hij wel Max Verstappen verslaan.
tegenstellend
opsommend
chronologisch
concluderend
toelichtend

Slide 33 - Drag question

HUISWERK
Maak daarna opdracht 1: 1 t/m 17 op blz. 43
1 t/m 8
9 t/m 17

Slide 34 - Slide

OPDRACHT
  • Kijken naar een filmpje
  • Teksten lezen over  dit onderwerp
  • Maak een mindmap - in duo's
Stelling: Alternatieve straffen zijn effectiever dan gevangenisstraffen

Bedenk argumenten voor en tegen:
Onderbouw je argumenten met bijvoorbeeld feiten, gebruik de teksten erbij.
Zoek aanvullende bronnen



Slide 35 - Slide