This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Geschiedenisquiz
Welkom in het examenjaar van geschiedenis!
Maar... wat weet je nog van vorig jaar?
Slide 1 - Slide
We beginnen makkelijk... hoeveel periodes zijn er in onze indeling van de geschiedenis?
A
5
B
10
C
15
D
20
Slide 2 - Quiz
En hoeveel tijdvakken zijn er in onze indeling van de geschiedenis?
A
5
B
10
C
15
D
20
Slide 3 - Quiz
Welk tijdvak zien we hier?
A
De tijd van steden en staten
B
De tijd van ontdekkers en hervormers
C
De tijd van monniken en ridders
D
De tijd van pruiken en revoluties
Slide 4 - Quiz
In welk jaar ontdekt Columbus Amerika?
A
1502
B
1568
C
1648
D
1492
Slide 5 - Quiz
Wat was een oorzaak van de Nederlandse opstand?
A
Filips II wilde niet in de Nederlanden wonen
B
Filips II wilde dat iedereen katholiek was
C
Alva vermoordde veel Nederlanders
D
Willem van Oranje had een hekel aan Filips II
Slide 6 - Quiz
In de 16e eeuw begon de Nederlandse Opstand. Hierdoor ontstond na een lange strijd een nieuwe staat. Welke omschrijving van die nieuwe staat is de juiste?
A
Een monarchie onder het Huis van Oranje in de gehele Nederlanden.
B
Een monarchie onder het Huis van Oranje in de Noordelijke Nederlanden.
C
Een republiek in de gehele Nederlanden.
D
Een republiek in de Noordelijke Nederlanden.
Slide 7 - Quiz
Wat houdt de Renaissance in?
A
Een periode van het nieuwe wetenschap.
B
Een herinteresse voor de prehistorie.
C
Een herinteresse voor de klassieke oudheid.
D
Een periode van vele oorlogen.
Slide 8 - Quiz
Luther en Calvijn wilden beiden de christelijke kerk veranderen (hervormen). Waar stoorden ze zich het meest aan?
A
Rijkdom van de kerk.
B
Geestelijken hielden zich niet aan de regels (niet trouwen etc.)
C
Fouten in de Bijbel.
D
Aflaathandel.
Slide 9 - Quiz
Welk tijdvak zien we hier?
A
Tijd van monniken en ridders
B
Tijd van steden en staten
C
Tijd van pruiken en revoluties
D
Tijd van regenten en vorsten
Slide 10 - Quiz
Bij het tijdvak dat je zojuist zag, horen de volgende jaartallen...
A
1000-1500
B
1500-1600
C
1600-1700
D
1700-1800
Slide 11 - Quiz
The Declaration of Independence is de start van de Verenigde Staten van Amerika. Welke persoon was direct betrokken bij het schrijven ervan?
A
John Locke
B
Montesquieu
C
Adam Smith
D
Thomas Jefferson
Slide 12 - Quiz
De revolutionairen tijdens de Franse Revolutie hanteerden drie motto's, welke zijn dit?
A
Vrijheid, gelijkheid, broederschap
B
Vrijheid, gelijkheid, aristocratie
C
Vrijheid, democratie, gelijkheid
D
De juiste staat er niet tussen.
Slide 13 - Quiz
De aanleiding van WO1 is...
A
de bondgenootschappen
B
het militarisme
C
de moordaanslag op Frans-Ferdinand
D
het nationalisme
Slide 14 - Quiz
Tijdens WO1 had Rusland een ander probleem: de Russische revolutie. Wie had de macht in Rusland vóór de revolutie?
A
De bureaucratie en de tsaar.
B
De bureaucratie en de boeren.
C
De tsaar en de boeren.
D
De bureaucratie en de adel.
Slide 15 - Quiz
Aan de vooravond van WO2 traden Engeland en Frankrijk niet op tegen de herbewapening van Duitsland. Welke reden hadden ze hiervoor?
A
Ze konden niet tegen de Duitsers op.
B
Dat was afgesproken tijdens de Conferentie van München.
C
Ze vonden het Verdrag van Versailles eigenlijk ook te streng.
D
Ze wilden Hitler een plezier doen.
Slide 16 - Quiz
Welke uitspraak/uitspraken over WO2 is/zijn juist? I. Het Westen deed niets toen Hitler van Oostenrijk een Duitse provincie maakte. II. Het Westen reageerde pas toen Duitsland Nederland aanviel.
A
Uitspraak I
B
Uitspraak II
C
Uitspraak I en II
D
Geen van beide
Slide 17 - Quiz
Welk WO2-begrip past bij de foto?
A
Blitzkrieg
B
D-Day
C
Operatie Barbarossa
D
Slag om Stalingrad
Slide 18 - Quiz
In het door nazi-Duitsland bezette Europa kwamen onder de bevolking drie houdingen voor tegenover de nazi's. Welke zijn dit?
A
Opstand, verzet, collaboratie
B
Aanpassing, collaboratie, verzet
C
Aanpassing, opstand, verzet
D
Collaboratie, revolutie en opstand
Slide 19 - Quiz
Waarom was de Cuba-crisis volgens veel historici de gevaarlijkste crisis tijdens de Koude Oorlog?
A
De VS vielen het communistische Cuba aan.
B
Cuba dreigde een atoombom op New York te gooien.
C
Het Rode Leger vocht met een Amerikaans leger een kleine oorlog uit.
D
Nooit is de dreiging van een kernoorlog groter geweest.