herhaling hoofdstuk 4

Les Nederlands 18 maart


Oefenen voor de toets
hoofdstuk 4
groep A: maandag 22 maart
groep B: dinsdag 23 maart
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les Nederlands 18 maart


Oefenen voor de toets
hoofdstuk 4
groep A: maandag 22 maart
groep B: dinsdag 23 maart

Slide 1 - Slide

een mening is hetzelfde als een standpunt
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Link

Welke signaalwoorden horen bij een FEIT?
Welke signaalwoorden horen bij een MENING?
ik vind
want
omdat

volgens mij
daarom
namelijk

Slide 4 - Drag question

Leg het verschil uit tussen een feit en een mening.

Slide 5 - Open question

Feit of mening:
de docent heeft een goede en duidelijk les gegeven
A
Feit
B
Mening

Slide 6 - Quiz

aanzienlijk
beminnelijk
uiterlijk
mooi
enorm veel, zeer veel
verschijning
onpersoonlijk
om van te houden

Slide 7 - Drag question

Slide 8 - Link

bedenk een woord met het achtervoegsel -aard

Slide 9 - Open question

bedenk een woord met
het achtervoegsel -loos

Slide 10 - Open question

welk woord heeft een achtervoegsel?
A
heldendaad
B
herleiden
C
voordeel
D
zichtbaar

Slide 11 - Quiz

Welke vraag stel je om een meewerkend voorwerp te vinden?
A
Wie (of wat) + pv?
B
Wat (of wie) + wg + o?
C
Aan wie + wg + o + lv?
D
Wat + wg + o + lv?

Slide 12 - Quiz

Waar of niet waar?
Alleen in zinnen met een meewerkend voorwerp kan een lijdend voorwerp staan.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

De klas geeft een boekenbon aan meneer Van Hulst bij zijn afscheid.

Wat is in deze zin de persoonsvorm?
A
de klas
B
meneer Van Hulst
C
geeft
D
een boekenbon

Slide 14 - Quiz

De klas geeft een boekenbon aan meneer Van Hulst bij zijn afscheid.

Wat is in deze zin het onderwerp?
A
de klas
B
meneer Van Hulst
C
geeft
D
een boekenbon

Slide 15 - Quiz

De klas geeft een boekenbon aan meneer Van Hulst bij zijn afscheid.

Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?
A
de klas
B
meneer Van Hulst
C
geeft
D
een boekenbon

Slide 16 - Quiz

De klas geeft een boekenbon aan meneer Van Hulst bij zijn afscheid.

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?
A
de klas
B
meneer Van Hulst
C
geeft
D
een boekenbon

Slide 17 - Quiz

Natuurlijk wil ik voor jou een milkshake maken.

Wat is in deze zin de pv?

Slide 18 - Open question

Natuurlijk wil ik voor jou een milkshake maken.

Wat is in deze zin het wg?

Slide 19 - Open question

Natuurlijk wil ik voor jou een milkshake maken.

Wat is in deze zin het onderwerp?

Slide 20 - Open question

Natuurlijk wil ik voor jou een milkshake maken.

Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?

Slide 21 - Open question

Natuurlijk wil ik voor jou een milkshake maken.

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?

Slide 22 - Open question

Verwijswoorden:

naar het-woorden verwijs je met:
A
dat
B
die

Slide 23 - Quiz

Naar de-woorden verwijs je met:
A
dat
B
die

Slide 24 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:

Oxo is een computerspel ... in 1952 is gemaakt.
A
dat
B
die

Slide 25 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:

Cian is een rashond, ... uit het dierenasiel komt.
A
dat
B
die

Slide 26 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:

In Rome staan bouwwerken ... duizenden jaren oud zijn.
A
dat
B
die

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Link

Wat weet je al over het volt. dw.?
Is het woord dat je nog moet invullen een persoonsvorm of een voltooid deelwoord?
Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
1. Hoeveel geld ... (besteden) jij per jaar aan de kapper?
2. Kylian heeft de brief in het Engels ... (vertalen).
3. Volgens mij heeft de buschauffeur zich ... (vergissen)?

4. Natasja ... (bestellen) nieuwe fietsonderdelen online. 
5. Door de wind was een aantal bomen ... (ontwortelen). 
6. E-mails ... (beantwoorden) ik meestal meteen. 

Slide 29 - Drag question

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

betreuren Hij ................. dat voorval.

Slide 30 - Open question

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

betreuren Hij heeft dat voorval .....................

Slide 31 - Open question

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

verzamelen Let op dat je niet te veel rommel ...........

Slide 32 - Open question

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

verzamelen Je hebt al heel wat rommel ..............

Slide 33 - Open question