Je krijgt een opdrachtenblad.
Je ziet een stijlfiguur met daarachter twee voorbeelden. Beschrijf achter het stijlfiguur wat er gebeurt (en dus wat er met dit stijlfiguur bedoeld wordt). Eén voorbeeld.
Allusie
VB 1 Apps zijn dood, lang leve de app! ('Le roi est mort, vive le roi')
VB 2 Hij is gezien, hij is niet onopgemerkt gebleven.
Er wordt een toespeling gemaakt op een bekend persoon, bekende tekst, situatie, tekst et cetera.