B2 Duits Kapitel 8-3

Herzlich Willkommen!
1 / 32
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herzlich Willkommen!

Slide 1 - Slide

Rückblick
Voor vandaag heb je de woordenlijst van
Seite 98/B Wortschatz
moeten leren.

Laten we eerst even kijken wat je er al/nog van weet.

Slide 2 - Slide

Kies het Duitse woord voor:

de laarzen
A
der Stiefel
B
die Stiefel

Slide 3 - Quiz

Kies het Duitse woord voor:

de pet
A
die Kapuze
B
die Mütze

Slide 4 - Quiz

Kies het Duitse woord voor:

de jurk
A
das Kleid
B
der Rock

Slide 5 - Quiz

Kies het Duitse woord voor:

de spijkerbroek
A
die Hose
B
die Jeans

Slide 6 - Quiz

Jetzt wird's spannend ...
Tot nu toe heb je zelf geen antwoorden hoeven bedenken.
Op de volgende dia's moet je zelf steeds
 het antwoord intypen.

Let daarbij op het juiste gebruik van de HOOFDLETTERS,
de UMLAUT (shift + ", alles los dan letter)
en ß (alt gr + s).

Slide 7 - Slide

Typ de Duitse vertaling voor:

de ring

Slide 8 - Open question

Typ de Duitse vertaling voor:

de bril

Slide 9 - Open question

Typ de Duitse vertaling voor:

het oog

Slide 10 - Open question

Typ de Duitse vertaling voor:

de sokken

Slide 11 - Open question

Typ de Duitse vertaling voor:

sportief

Slide 12 - Open question

Typ de Duitse vertaling voor:

paars

Slide 13 - Open question

Typ de Duitse vertaling voor:

mooi

Slide 14 - Open question

Typ de Duitse vertaling voor:

aan hebben

Slide 15 - Open question

En hoe gaat het met
je woordenschat?
heel goed
goed, maar kan beter
voldoende, toch nog maar wat leren
niet zo best, nog veel te leren

Slide 16 - Poll

Vorausblick
*Vandaag gaan we aan de slag met de GRAMMATIK.
*Het gaat om "onregelmatige werkwoorden"
*Dat betekent dat je de vormen uit je hoofd moet leren
*Neem je boek op Seite 80/Grammatik A voor je
*Beantwoord de vragen op de volgende dia's
  (Je mag in je boek zoeken naar de antwoorden)

Slide 17 - Slide

Wat betekent het werkwoord

können
A
kunnen
B
mogen
C
moeten
D
weten

Slide 18 - Quiz

Wat betekent het werkwoord

dürfen
A
kunnen
B
mogen
C
moeten
D
weten

Slide 19 - Quiz

Wat betekent het werkwoord

müssen
A
kunnen
B
mogen
C
moeten
D
weten

Slide 20 - Quiz

Wat betekent het werkwoord

wissen
A
kunnen
B
mogen
C
moeten
D
weten

Slide 21 - Quiz

Welke vorm hoort hier bij?

du (können)
A
könnst
B
kannst

Slide 22 - Quiz

Welke vorm hoort hier bij?

wir (können)
A
können
B
kannen

Slide 23 - Quiz

Welke vorm hoort hier bij?

ich (dürfen)
A
dürfe
B
darf

Slide 24 - Quiz

Welke vorm hoort hier bij?

ihr (dürfen)
A
dürft
B
darft

Slide 25 - Quiz

Welke vorm hoort hier bij?

er (müssen)
A
müsst
B
muss

Slide 26 - Quiz

Welke vorm hoort hier bij?

Sie (müssen)
A
müssen
B
mussen

Slide 27 - Quiz

Welke vorm hoort hier bij?

ich (wissen)
A
wisse
B
weiß

Slide 28 - Quiz

Welke vorm hoort hier bij?

ihr (wissen)
A
wisst
B
weißt

Slide 29 - Quiz

An die Arbeit!
*De onregelmatige werkwoorden leer je vooral door ermee te oefenen
*Open je boek op Seite 81-82
*Maak de Aufgaben 19-20-21
*Alles af?
*Kijk in Classroom voor nog meer oefeningen

Slide 30 - Slide

Alles fertig und Zeit übrig?
*Öffne das Buch auf Seite 98
*Lerne die Wörter von B Wortschatz + A Sehen
*Übe die Wörter mit CRAM   (Classroom/Schoolwerk/....
*In Classroom findest du mehr Sachen zum üben


Slide 31 - Slide

HAUSAUFGABEN
Lernen
*Seite 98/B Wortschatz + A Sehen
*Seite 80/Grammatik A (vormen + betekenis)
Schreiben:
*Seite 81-82/Aufgaben 19-20-21
Vorbereiten/Lesen:
*Seite 99/D Lesen

Slide 32 - Slide