This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Met wie neem je contact op als je een huis wilt bezichtigen?
A
Verkoper
B
Hypotheekverstrekker
C
Makelaar
D
Eigenaar van www.funda.nl
Slide 3 - Quiz
Welk soort belasting betaal je als je een huis koopt?
A
BTW
B
Accijns
C
Overdrachtsbelasting
D
Omzetbelasting
Slide 4 - Quiz
Wat is een ander woord voor transportakte?
A
Voorlopig koopovereenkomst
B
Definitieve koopovereenkomst
Slide 5 - Quiz
Wat betekent Kadaster?
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
In het jaar 2019 betaal je voor een gemiddelde huis € 302.157. In het jaar 2015 was dat nog gemiddeld € 230.194.
Bereken met hoeveel procent de huizenprijzen zijn gestegen. Rond af op een decimaal.
Slide 12 - Open question
Evert krijgt een taxatieverslag van zijn woning toegestuurd door de gemeente. De gemeente heeft de woning op € 182.000 getaxeerd en vraagt 0,1085% per jaar aan belasting over dit bedrag.
Hoeveel onroerendezaakbelasting betaalt hij in een jaar (afronden op euro’s naar beneden)?
Slide 13 - Open question
Sjoerd heeft een hypotheek op zijn huis. Hij heeft gekozen voor een variabel rentepercentage en dus niet voor een rentevaste periode.
In welke situatie heeft hij voordeel van deze beslissing? Kies uit onderstaande mogelijkheden:
A
als de huizenprijzen dalen
B
als de huizenprijzen stijgen
C
als de rentepercentages van de hypotheken dalen
D
als de rentepercentages van de hypotheken stijgen
Slide 14 - Quiz
Marlies kan kiezen uit verschillende soorten hypotheek. Ze kiest voor een hypotheek waarbij de aflossing elke maand gelijk is en de rente steeds afneemt. Hoe noemen we deze hypotheekvorm?
Slide 15 - Open question
Wat kan een oorzaak zijn van de waardedaling van het huis?