This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Fase 2
Rekenen
Breuken les 1
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Ik kan een breuk benoemen
Ik kan een breuk opschrijven
Ik ken het verschil tussen een teller, noemer en breukstreep
Ik kan breuken in de goede volgorde zetten: van klein naar groot en andersom
Ik kan breuken met dezelfde noemer optellen
Ik weet dat 1/2e hetzelfde is als 0,5 of de helft of 50%
Slide 2 - Slide
53
Slide 3 - Slide
Waar kom je breuken tegen?
- Deel - geheel : 2/3 van de pizza - Deel van een hoeveelheid: kwart van de aanwezigen - Maat: halve kilo suiker; 1/4 liter melk - Eerlijk delen : 2 pizza's delen met z'n drieën - Verhouding: 9 van de 10 studenten woont nog thuis - Getal om mee te reken: 1/3 + 1/4 =
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
53
Slide 6 - Slide
Breuken
Breuken
Slide 7 - Slide
BREUKEN
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Hoe noem je deze breuk?
Slide 10 - Open question
Hoe heet deze breuk?
Slide 11 - Open question
Breuken
1/2 deel
3/8 deel
5/6 deel
1/4 deel
Slide 12 - Drag question
Breuken bestaan uit...
A
Boven en onder
B
Teller en noemer
C
Naam en achternaam
D
Vier cijfers
Slide 13 - Quiz
Het getal 4 is de ... van de breuk.
54
A
Teller
B
Noemer
Slide 14 - Quiz
Alleen de teller wordt bij elkaar opgeteld.
52+51=53
De noemers zijn gelijk, namelijk 5.
Hier verandert niks aan.
Slide 15 - Slide
Pizza eten
Stel je hebt een pizza verdeeld in 4 stukken.
Je eet 1 van de 4 op.
Maar....je hebt nog honger en je eet nog 2 van de 4 stukken op. Dan heb je dus 3 van de 4 stukken op!!!!!
Kijk maar naar het plaatje. De noemer blijft hetzelfde!!
Slide 16 - Slide
Andere namen die hetzelfde betekenen..
Slide 17 - Slide
Van groot naar klein
Als je goed kijkt zie je dat 1/2e groter
is dan 1/4e. Dat werkt dus andersom.
Als je honger hebt, heb je liever
1/2e van de pizza dan 1/4e.......
Slide 18 - Slide
42+41=
63+62=
2012+204=
82+82=
43
65
2016
84
83
4016
164
125
123
Slide 19 - Drag question
108−102=
2015−209=
129−122=
1614−166=
106
206
127
168
107
164
6
7
8
Slide 20 - Drag question
Slide 21 - Slide
Andere namen die hetzelfde betekenen...
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Als er staat dat een spijkerbroek 50% korting heeft is dat hetzelfde las
A
een vierde
B
een tweede
C
een tiende
D
een vijfde
Slide 24 - Quiz
van de taart is voor jou. Hoe kun je dat ook zeggen?