maandag 8 februari

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Maandag 8 februari

Zorg dat je vandaag ook even buiten geniet van deze bijzondere winterpret!

Hoe vind je ook al weer het meewerkend voorwerp?

1. vraagzin maken
2. vragen wie iets doet
3. vragen wie of wat + onderwerp + ww gez
4. vragen aan wie of voor wie + ond + ww gez + lv

zoek lijdend voorwerp
Zij mocht gisteren alle prijzen aan de kinderen geven.

1. alle prijzen
2. zij mocht
3. aan de kinderen
4. gisteren

zoek lijdend voorwerp
Zou Bram na zijn bezoek aan de tandarts een appel mogen eten.

1. Bram
2. mogen eten
3. een appel
4. aan de tandarts

zoek lijdend voorwerp
Een knuffel wilde ik vorige week geven aan die mevrouw.

1. vorige week
2. mevrouw
3. wilde ik
4. een knuffel

zoek lijdend voorwerp
Dit mooie schilderij mag ik aan niemand tonen.

1. dit mooie schilderij
2. ik
3. niemand tonen
4. mag aan

zoek lijdend voorwerp
Een barbecue wilde ze vorige week kopen voor die jarige collega.

1. wilde ze
2. vorige week
3. die jarige collega
4. een barbecue

Hoe vind je ook al weer het lijdend voorwerp?

1. vraagzin maken
2. vragen wie iets doet
3. vragen wie of wat + onderwerp + ww gez
4. vragen aan wie of voor wie + ond + ww gez

zoek meewerkend voorwerp
Wat heeft de advocaat jou verteld.

1. heeft
2. verteld
3. jou
4. de advocaat

zoek meewerkend voorwerp
Wat heeft de miljonair jullie geschonken.

1. wat
2. jullie
3. de miljonair
4. geschonken

zoek meewerkend voorwerp
Deze ring zal aan zijn vriendin gegeven zijn met veel liefde.

1. deze ring
2. gegeven
3. met veel liefde
4. aan zijn vriendin

zoek meewerkend voorwerp
Die brief zal aan haar vriend geschreven zijn in grote woede.

1. geschreven
2. zijn
3. aan haar vriend
4. die brief

zoek meewerkend voorwerp
De oude auto zal elke maand aan Theo uitgeleend worden.

1. de oude auto
2. uitgeleend worden
3. elke maand
4. aan Theo

Typ het woord dat je hoort.
1.

Typ het woord dat je hoort.
2.

Typ het woord dat je hoort.
3.

Typ het woord dat je hoort.
4

Typ het woord dat je hoort.
5.

Spelling dictee
woord 1

Spelling dictee
woord 2

Spelling dictee
woord 3

Spelling dictee
zin 1

Spelling dictee
zin 2

Spelling dictee
zin 3