This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Tips om de toets te leren
1. Bekijk de gele stukken
2. Websites om te oefenen:
www.cambiumned.nl
www.jufmelis.nl
www.redekundig.nl
3. Filmpjes om naar te kijken
Slide 1 - Slide
Lees de zin hieronder
Iedereen die bij de zaak betrokken is, weet hoe het ervoor staat. a. Is de zin enkelvoudig of samengesteld? b. benoem de bijvoeglijke bijzin
A
enkelvoudig, die bij de zaak betrokken is
B
samengesteld, weet hoe het ervoor staat
C
samengesteld, die bij de zaak betrokken is
D
enkelvoudig, weet hoe het ervoor staat
Slide 2 - Quiz
Lees de zin hieronder.
Terug bij onze tent bleken alle spullen nat.
Is dit een kloppende of een verkeerd aansluitende beknopte bijzin? Leg uit waar je dat aan kunt zien.
A
Beknopte bijzin
B
Verkeerd aansluitende beknopte bijzin
Slide 3 - Quiz
Bij school aangekomen, bleken zijn boeken nog thuis te liggen.
A
Beknopte bijzin
B
Foutieve beknopte bijzin
Slide 4 - Quiz
Kijkend uit het raam, viel plotseling een dakpan naar beneden
A
beknopte bijzin
B
foutief beknopte bijzin
Slide 5 - Quiz
Zijn vriendin uitzwaaiend, verdween de bus uit het zicht.
A
foutief beknopte bijzin
B
beknopte bijzin
Slide 6 - Quiz
Maak van de volledige bijzin een beknopte bijzin.
Nadat ik een tijd voor een dichte deur had gestaan, ging ik weg.
Slide 7 - Open question
Spel het woord op de juiste manier
reclame advies bureau
A
reclameadviesbureau
B
reclame adviesbureau
C
reclameadvies bureau
Slide 8 - Quiz
Lees de tekst hieronder. Vervoeg de werkwoorden in de tekst. Kies voor de verleden tijd als de tijd niet duidelijk uit de zin blijkt.
Een ontspannen inbraak De politie in de Australische stad Melbourne … (1, onderzoeken) een opvallende inbraak. Bij die inbraak heeft de dader zich urenlang … (2, vermaken) in het huis van zijn slachtoffers. Dat … (3, melden) een Australische krant. De inbreker kookte voor zichzelf en … (4, gamen) op de Playstation, zo … (5, registreren) een camera.
Slide 9 - Open question
Hoewel wij weten dat alle kinderen digitale vaardigheden nodig hebben, is digitale geletterdheid nog geen standaardonderdeel van het curriculum. Dat betekent dat het van de school of ouders afhangt in hoeverre een kind zijn weg zal kunnen vinden in de digitale wereld. Hier ontstaat kansenongelijkheid, want niet elk gezin heeft een goede computer, niet alle ouders zijn digitaal vaardig. Dat geldt trouwens ook voor veel docenten.
In deze alinea doet de schrijfster een bewering over kansenongelijkheid. Met welk feitelijk argument onderbouwt ze haar bewering? Noteer de eerste twee en de laatste twee woorden van dit argument.
A
Hoewel wij ........... het curriculum
B
Dat betekent ............ digitale wereld.
C
niet elk ...........zijn digitaalvaardig
D
Dat geldt ............. veel docenten
Slide 10 - Quiz
Welke structuur zou gebruikt zijn? Een tekst waarbij Julia en Sabina samen een vakantie plannen. Julia wil naar een zonnig land, Sabina wil ook wat zien en vindt het belangrijk dat er Engels wordt gesproken. Ze bespreken Thailand.
A
bewering- en argumentstructuur
B
probleem- en oplossingsstructuur
C
voor- en nadelenstructuur
D
verschijnsel- en besprekingsstructuur
Slide 11 - Quiz
Het betreft nu ongelijkheid die ontstaat door de aandacht van scholen voor digitale geletterdheid. De mate waarin leerlingen en studenten digitale vaardigheden meekrijgen in de opleiding, verschilt namelijk enorm. Een aanzienlijk aantal zal de arbeidsmarkt betreden zonder voldoende digitale vaardigheden en het is maar de vraag of ze dat zelfstandig kunnen repareren. Noteer de functie van deze alinea
A
argumentatie
B
bewering
C
probleemstelling
D
bewijs
Slide 12 - Quiz
A
Kernzin:
Je kunt er dieren verzorgen
B
Kernzin:
Kortom: er is genoeg te beleven op de kinderboerderij.
C
Kernzin: Maar je kunt er ook veel leren.
D
Er is geen kernzin in deze alinea.
Slide 13 - Quiz
Welk signaalwoord voor voorwaarde ken je?
Slide 14 - Mind map
Mijn broertje eet graag pannenkoeken, pizza's en hamburgers. Tekstverband?
A
middel/doel
B
tegenstelling
C
voorwaarde
D
opsomming
Slide 15 - Quiz
Stel, een schrijver geeft in een alinea voorbeelden en / of nadere uitleg om zijn opvattingen te verduidelijken. Welke functie heeft deze alinea?
A
Verklaring
B
Toelichting
C
Conclusie
D
Nuancering
Slide 16 - Quiz
Soaps zijn erg populair. Op de Nederlandse zenders worden per dag gemiddeld zes soaps uitgezonden.
Kies het juiste antwoord
A
objectief argument
B
subjectief argument
Slide 17 - Quiz
Je kunt beter elke dag een bladzijde woordjes leren dan in een keer alles. Dan onthoud je er veel meer van. Met welk argument hebben wij hier te maken?
A
feitelijk argument
B
nut of (on) gewenst gevolg
C
vergelijkingsargument
D
ervaringsargument
Slide 18 - Quiz
Zo veel mogelijk landen moeten hun munt inwisselen voor de euro. Dat is gunstig voor het betalingsverkeer en zal de concurrentiepositie van Europa ten goede komen.