Proeftoets grammatica 3e editie 2h/v

Lesdoelen

Voorbereiding proeftoets grammatica:

- Je kunt aan de hand van de proeftoets goed bepalen welke onderdelen je nog moet leren.

- Je gaat op de methodesite het onderdeel oefenen dat je nog lastig vindt.

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lesdoelen

Voorbereiding proeftoets grammatica:

- Je kunt aan de hand van de proeftoets goed bepalen welke onderdelen je nog moet leren.

- Je gaat op de methodesite het onderdeel oefenen dat je nog lastig vindt.

Slide 1 - Slide

Selecteer de samengestelde zin.
A
Omdat mijn schoenen te klein zijn, ga ik nieuwe kopen.
B
Loes maakt haar huiswerk.
C
Ik luister tijdens het leren graag naar muziek.

Slide 2 - Quiz

2 hoofdzinnen of hoofdzin & bijzin?
Als je zoveel taart blijft eten, word je vanzelf wel misselijk.
A
2 hoofdzinnen
B
Hoofdzin & bijzin

Slide 3 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een samengestelde zin?
A
Ik wil nog blijven, maar het mag niet van mijn moeder.
B
Ik wil graag naar huis toe lopen.
C
Wij gaan op de fiets naar school of ik rij met mijn moeder mee.
D
De school had door corona veel lesuitval.

Slide 4 - Quiz

Welke werkwoordsvorm is 'mopperen'?
Hij liep me een partij te mopperen.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 5 - Quiz

Welke werkwoordsvorm is 'beantwoord'?
Beantwoord nu mijn mail!
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 6 - Quiz


Ik heb mezelf beloofd dat ik een voldoende haal bij de herkansing.
Wat is de werkwoordsvorm van beloofd?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 7 - Quiz

Welke drie manieren heb je geleerd om de persoonsvorm te vinden?

Slide 8 - Open question

Bas wordt later piloot.

wordt = ...
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 9 - Quiz

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Ik reken op zijn hulp.
A
Op zijn hulp = vzv
B
Op zijn hulp = bwb

Slide 10 - Quiz

De rode brandweerauto staat (voor ons huis)
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 11 - Quiz

Onze hond werd door een fietser aangereden.
Wat is het gezegde?
A
werd (wwg)
B
werd aangereden (wwg)
C
werd door een fietser aangereden (nwg)

Slide 12 - Quiz

IN DE KRANT staat een leuk artikel over kwallen
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 13 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
De slaapkamer van het meisje is roze.
A
van het meisje
B
van het meisje, roze
C
roze

Slide 14 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
Mijn tante zorgt voor de kat van de buren.
A
van de buren
B
Mijn
C
Mijn, van de buren

Slide 15 - Quiz

Wat is het verschil tussen een hoofd- en bijzin?

Slide 16 - Open question

Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Wat is de hoofdzin(hz) en de bijzin (bz)?

Hij mag altijd eerst, tenzij hij voetbaltraining heeft.

A
hz: Hij mag altijd eerst. bz: tenzij hij voetbaltraining heeft.
B
hz: tenzij hij voetbaltraining heeft. bz: Hij mag altijd eerst.
C
hz: hij mag bz: altijd eerst tenzij
D
hz: altijd eerst tenzij bz: hij mag

Slide 18 - Quiz

Het gebouw wordt afgebroken.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 19 - Quiz

Mijn moeder heeft mijn oma een nieuwe jas gegeven.
mijn oma =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 20 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Mijn broer heeft zijn huiswerk niet gemaakt.
A
mijn broer
B
heeft
C
zijn huiswerk
D
heeft gemaakt

Slide 21 - Quiz

Zijn ploeggenoot was tijdens de wedstrijd ineens kwaad geworden.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 22 - Quiz

Tips om de toets te leren
1. Bekijk de gele stukken
2. Websites om te oefenen:
     www.cambiumned.nl 
     www.jufmelis.nl
     www.redekundig.nl 
     bijspijkeren (online)
    
3. Filmpjes om naar te kijken

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video