Taalverzorging gram. H1 - les 1

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • uitleg theorie
  • oefenen met zinsdelen
  • zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

doelen
Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen.

Slide 3 - Slide

zinsdelen
Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan.

Tussen de zinsdelen zet je streepjes.

Gisteren| fietste| mijn vader| door het bos.
Ik| heb| het boek| aan mijn vader| gegeven.

Slide 4 - Slide

Stap 1: zoek de persoonsvorm

Slide 5 - Slide

persoonsvorm herkennen (pv)
1)  past zich aan aan het onderwerp
      Ik koop een ijsje.
      Hij koopt een ijsje.
2)  verandert mee met de tijd
      Ik heb een ijsje.
      Gisteren had ik een ijsje.
3)  staat vooraan wanneer je er een vraagzin van maakt
      Jij eet een ijsje.
      Eet jij een ijsje.

Slide 6 - Slide

Stap 2: doe de zinsdeelproef
Zet streepjes tussen de zinsdelen.

Jan| eet| vanavond| pizza.

Slide 7 - Slide

Stap 3: zoek het onderwerp

Slide 8 - Slide

onderwerp vinden (ow)
onderwerp  = wie/wat + pv?
    De hond blaft.  ->  Wie blaft?  ->  de hond

2   Zet de pv in het enkelvoud/meervoud -> ow verandert mee
     De hond blaft.   ->  De honden blaffen.
                         pv                                         pv

Slide 9 - Slide

Stap 4: zoek het werkwoordelijk gezegde

Slide 10 - Slide

werkwoordelijk gezegde (wg)
werkwoordelijk gezegde =  alle werkwoorden in de zin

Gisteren hebben mijn ouders een andere auto gekocht.

Slide 11 - Slide

Stap 5: zoek het 
lijdend voorwerp

Slide 12 - Slide

lijdend voorwerp vinden (lv)
lijdend voorwerp  = wie/wat + wg + ow
    De buurman heeft een hond gekocht.  -> 
    Wie/wat heeft de buurman gekocht? ->  een hond


Slide 13 - Slide

Wat is de pv in onderstaande zin?
Mijn vader bakt graag pizza's.

Slide 14 - Open question

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen
(gebruik streepjes).
Fabian leest iedere week de Donald Duck.

Slide 15 - Open question

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

De leraar zet zijn fiets in het fietsenrek.
A
de leraar
B
zet
C
zijn fiets
D
in het fietsenrek

Slide 16 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?

Hebben jullie je huiswerk gemaakt?
A
hebben
B
hebben jullie
C
je huiswerk
D
hebben gemaakt

Slide 17 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

Hebben jullie je huiswerk gemaakt?
A
hebben
B
hebben jullie
C
je huiswerk
D
hebben gemaakt

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

zelfstandig werken

weektaak: 
Hoofdstuk 1 Taalverzorging grammatica opdr 1 + 4
                                                              formuleren opdr 1 t/m 3

Vrijdag 25 september: so Lezen H1 en H2
oefenen? -> De Brug -> Lezen (online omgeving)

Slide 20 - Slide

doelen
Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen.

Slide 21 - Slide