HIN - 3HA Oefentoets Spelling Cursus 7

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Dagopening

Slide 2 - Slide

Vandaag
  • Dagopening
  • Oefentoets Spelling maken 
  • Vragen stellen
  • Online oefentoets maken Nieuw Nederlands 
  • Afsluiting

Morgen is de SO Spelling. 

Slide 3 - Slide

Fijn dat je er bent!
Pak je schrift, je etui met een 
pen, je iPad/laptop en log in op deze LessonUp. 

 



timer
3:00

Slide 4 - Slide

Oefentoets spelling

Slide 5 - Slide

Paragraaf 2 
Trema, apostrof, accenttekens en cedille

Slide 6 - Slide

Welke variant is goed geschreven?
A
ontplooiing
B
ontplooïng

Slide 7 - Quiz

Welke variant is goed geschreven?
A
baby'tje
B
babytje
C
babietje

Slide 8 - Quiz

In welk antwoord staat een woord. met een 'accent aigu'?
A
carrière
B
crêpe
C
soirée

Slide 9 - Quiz


Neem de zin over en plaats waar nodig accenten, hoofdletters en leestekens:
alex vriendin schopte een vreselijke scene bij de premiere van de film eloise in de zuidduitse stad munchen

Slide 10 - Open question

Paragraaf 3
Met of zonder -n?

Slide 11 - Slide

Beide(n) zijn getrouwd en hebben kinderen.
A
beide
B
beiden

Slide 12 - Quiz

De chocoladeletters waren beide(n) gebroken.
A
beiden
B
beide

Slide 13 - Quiz

Sommige(n) moesten nog een treinkaartje kopen.

Slide 14 - Open question

Die broers maken altijd ruzie en meestal hebben ze beide(n) schuld.

Slide 15 - Open question

Paragraaf 4 en 5
Schrijfwijze van getallen en woorden korter schrijven

Slide 16 - Slide



De minister wilde ......... miljoen bezuinigen.
A
6-tig
B
zestig
C
60

Slide 17 - Quiz


De staatsgreep vond plaats op ..........
A
vijftien mei negentieneenenzestig
B
15-5-1961
C
15 mei negentieneenenzestig
D
15 mei 1961

Slide 18 - Quiz

Hoewel ik om 14:00 uur een afspraak had, moest ik .............. wachten op de orthodontist.
A
2 uur
B
14:00 uur
C
twee uur

Slide 19 - Quiz


Herschrijf de zin zo dat de getallen juist geschreven zijn: 
Van de eenenveertig sollicitanten hadden er slechts twaalf de vereiste vooropleiding gedaan. 

Slide 20 - Open question


Schrijf de onderstreepte woorden zo kort mogelijk: 

Boudewijn is echt het prototype van een young urban professional.

Slide 21 - Open question


Schrijf de onderstreepte woorden zo kort mogelijk: 

Deze provider heeft veel geïnvesteerd in een stabiel 5e generatie-netwerk. 

Slide 22 - Open question

Paragraaf 6
Leestekens: komma, dubbele punt, aanhalingstekens en  puntkomma

Slide 23 - Slide

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

mieke heeft veel dieren kippen schapen en honden

Slide 24 - Open question

Schrijf de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:
als het pijn doet geef je maar een gil

Slide 25 - Open question

Schrijf de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet: toen meneer van gaal zag dat omar op zijn mobiel spiekte brulde hij door de klas omar dit tolereer ik niet langer jij legt nu je pen neer

Slide 26 - Open question

Paragraaf 10
Werkwoorden - Engelse werkwoorden 

Slide 27 - Slide

Nederlandse werkwoorden
Engelse werkwoorden in het Nederlands
hij pakte
zij bakte
hij verfde
zij meldde
hij downloadde
zij switchte
hij smashte
zij grilde

Slide 28 - Drag question

Welk werkwoord is fout gespeld?
A
hij racete
B
hij datete
C
hij snookerde
D
hij smilde

Slide 29 - Quiz

Welk werkwoord is fout gespeld?
A
hij hockeyde
B
zij mixde
C
zij streste
D
hij tackelde

Slide 30 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 31 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde

Slide 32 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (lunchen)
A
hij lunchte
B
hij lunchde
C
hij lunchtte
D
hij lunchdde

Slide 33 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (timen)
A
hij timede
B
hij timde
C
hij timmde
D
hij timdde

Slide 34 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette

Slide 35 - Quiz

Paragraaf 11
Homofone werkwoordsvormen 

Slide 36 - Slide


Schrijf de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd.

(begeleiden) meneer Everaars volgend schooljaar jullie klas weer als mentor? 

Slide 37 - Open question


Schrijf de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd.

De trein naar Utrecht is (ontsporen) ter hoogte van Woerden. 

Slide 38 - Open question

Kies de juiste vorm:
Deliah .......... hoeveel geld ze nodig heeft voor de vliegreis van aanstaande zomervakantie.
A
berekent
B
berekend

Slide 39 - Quiz

Kies de juiste vorm:
De docent wiskunde ....... de wiskundeolympiade met veel enthousiasme.
A
begeleide
B
begeleidde

Slide 40 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Na de ...... arbeid rustten de verhuizers uit in het zonnetje.
A
verrichte
B
verrichtte

Slide 41 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Kas heeft de treinbaan van Lego ........ door zelf blokjes toe te voegen.
A
verbreed
B
verbreedt

Slide 42 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Tijdens de opname van Vroege Vogels ....... Benno en de cameravrouw door de IJssel.
A
waden
B
waadden

Slide 43 - Quiz

Snap je de toetsstof?
Nee
Slecht
Beetje
Goed
Perfect

Slide 44 - Poll

Ik ben klaar voor de toets van morgen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Poll

Zijn er nog vragen? 

Slide 46 - Slide

Pak je boek of de LessonUp voor met de onderdelen die je nog niet goed begrijpt. 

Slide 47 - Slide