Woordenschat hfd 1 havo 3

Woordenschat hfd 1 - havo 3
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woordenschat hfd 1 - havo 3

Slide 1 - Slide

De vorige les
-Je hebt geleerd wat personificatie is.
-Je hebt geleerd wat een hyperbool is.
-Je hebt geleerd wat een eufemisme is.
-Je hebt geleerd wat een understatement is.

(pleonasme, tautologie, drieslag, climax, omgekeerde climax en repetitio) 

Slide 2 - Slide

Deze les
-Je gaat je woordenschat vergroten door opdrachten te maken.

-We kijken samen naar opdracht 3, 5 en 6 van woordenschat hoofdstuk op bladzijde 25 t/m 27.

-Je krijgt een korte herhaling van letterlijk en figuurlijk taalgebruik.

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
-Ik ben begonnen met het leren van een aantal nieuwe Nederlandse woorden.
-Ik kan de betekenis van een aantal onbekende woorden in een tekst vinden.
-Ik weet wat het verschil is tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik.
-Ik kan figuurlijk taalgebruik herkennen.

Slide 4 - Slide

Aan de slag
We lezen samen de tekst van opdracht 3. Daarna maak je de opdracht verder af (let op: alleen vraag 1 t/m 3).

Je mag samenwerken. Overleg met een zachte stem en zorg ervoor dat iedereen in de klas geconcentreerd aan het werk kan. 

Slide 5 - Slide

Opdracht 3, bladzijde 24
1 kwetsbaar: slecht beschermd
3 streeft naar: spant zich in voor
4 ecologische: natuurlijke
9 intensief: vaak; veelvuldig
10 verschaffen: bezorgen; geven
12 populaties: volken; gemeenschappen


Slide 6 - Slide

Opdracht 3, bladzijde 24
13 is onomstreden: staat niet ter discussie
14 sceptisch: kritisch twijfelend
16 baseren: laten steunen
18 voorzieningen: middelen; faciliteiten
19 kanttekeningen: kritische opmerkingen

Slide 7 - Slide

Opdracht 3, bladzijde 24
2 geïsoleerde: niet in verbinding staand met
5 riskant: onveilig
6 blokkades: versperringen, hindernissen
7 ecoducten: natuurbruggen, wildviaducten, ecopassages,
    dierenviaducten, wildwissels

Slide 8 - Slide

Opdracht 3, bladzijde 24
8 effectief: nuttig
11 passage: overtocht
15 bestaansrecht: recht van bestaan
17 inteelt: voortplanting van onderling nauw verwante dieren
20 bevorderen: bijdragen aan, vergroten

Slide 9 - Slide

Letterlijk en figuurlijk
Letterlijk: je zegt wat je bedoelt

Figuurlijk: je zegt het een, maar je bedoelt eigenlijk iets anders

Veel van de stijlfiguren die je geleerd hebt, vallen onder figuurlijk taalgebruik.

Slide 10 - Slide

Letterlijk taalgebruik
-Ik ga naar de winkel om boodschappen te doen.
-Zaterdag heb ik een mooi artikel in de krant gelezen.
-In de vakantie ga ik elke dag bij een leerling op visite.
-Op 26 oktober ben ik jarig en dan krijg ik van de leerlingen van havo 3 heel mooie cadeaus.

Slide 11 - Slide

Figuurlijk taalgebruik
-Ik schaam me dood als mijn vader gaat dansen op een feest.
-De prinses is nog maar vijftien jaar, maar ze had al wel iets te diep in het glaasje gekeken.
-De leerlingen wachten nu al het halve schooljaar op de toetsen die nog nagekeken moeten worden.
-Toen Leondra van de berg viel, heeft ze wel duizend botten gebroken.

Slide 12 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 5 en 6 van bladzijde  26 en 27.

Wat je tijdens de les niet af kunt krijgen is huiswerk voor de volgende les.

Slide 13 - Slide

De volgende les
-We bespreken opdracht 5 en 6.
-Je leert een eufemisme in een zin te herkennen.
-Je leert een hyperbool in een zin te herkennen.
-Je leert een understatement in een zin te herkennen.

Slide 14 - Slide