Les 10 donderdag 3 oktober

Les 10 donderdag 3 oktober
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Les 10 donderdag 3 oktober

Slide 1 - Slide

Programma
- Lezen
10 min
-Formatieve check 
10 min
- Huiswerk + woordenschat
10 min
- Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
15 min
- Oefenen
30 min
-Afsluiting
5 min

Slide 2 - Slide

Lezen
Je pakt je leesboek voor je en we beginnen met klassikaal lezen!





Slide 3 - Slide

Formatieve check
Klik op de onderstaande link om de check te maken:


Als je klaar bent kan je de check inleveren. 

Slide 4 - Slide

Hoeveel punten heb je behaald bij deze check?
010

Slide 5 - Poll

Ik kan mijzelf verbeteren door het volgende te doen:
Ik leer/oefen nog een keer uit welke woordsoorten er allemaal zijn. 
Ik leer/oefen nog een keer om woordsoorten in een zin te herkennen. 
Ik leer/oefen nog een keer om zelf zinnen te bedenken met de woordsoorten. 

Slide 6 - Drag question

Huiswerk
Hoofdstuk 1 paragraaf 5 > Schrijfopdracht

Bladzijde 24 en 25
Opdracht 1 t/m 7

Antwoorden komen ook in Classroom. 

Slide 7 - Slide

Woordenschat oefenen

Slide 8 - Slide

de dreiging
A
de moeite
B
de reden waarom iets gebeurt
C
het gevaar dat misschien komt
D
zonder besef

Slide 9 - Quiz

Wat betekent ijzingwekkend?
A
Angstaanjagend
B
Verontrustend
C
Huiveringwekkend
D
Geruststellend

Slide 10 - Quiz

Wat is een genre?
A
verhaalsoort
B
tegenstelling
C
leesboek
D
jeugdschrijver

Slide 11 - Quiz

Wat is geen genre?
A
Thriller
B
Ontwikkelingsroman
C
Serie
D
Reisverhaal

Slide 12 - Quiz

Wat betekent voortreffelijk?
A
Gewoon
B
Uitstekend
C
Matig
D
Middelmatig

Slide 13 - Quiz

Wat is een moraal?
A
Een wijze les in een verhaal.
B
Herhalingen met een betekenis in een verhaal.
C
Waar het verhaal over gaat.
D
Een open vraag in een verhaal die niet beantwoord wordt.

Slide 14 - Quiz

In het duister ......
A
voelen
B
tasten
C
zien
D
kijken

Slide 15 - Quiz

in het duister tasten

A
ergens verstand van hebben
B
een onaangenaam klusje opknappen
C
veel duidelijk maken
D
geen idee hebben

Slide 16 - Quiz

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet wat de kenmerken en functies van persoonlijk en bezittelijke voornaamwoorden zijn in een zin.
  • Je kan bepalen welke woorden persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zijn.
  • Je kan uitleggen waarom een woord een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord is.
  • Je kan zelf nieuwe zinnen bedenken met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.


Slide 17 - Slide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

Slide 18 - Mind map

Persoonlijke voornaamwoorden
Enkelvoud
onderwerp
ander zinsdeel
1e persoon
ik
me/mij
2e persoon
je/jij
je/jij
u
3e persoon
hij
hem
ze/zij
ze/haar
het
het
Meervoud
onderwerp
ander zinsdeel
1e persoon
wij
ons
2e persoon
jullie
jullie
u
u
3e persoon
ze/zij
ze/hen/hun

Slide 19 - Slide

Sleep de persoonlijke voornaamwoorden uit de zin.
Persoonlijk voornaamwoord
Hij
leest
ons
een
paar
gedichten
voor.

Slide 20 - Drag question

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 21 - Mind map

bezittelijk voornaamwoord
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?


mijn
onze/ons
jouw
jullie
zijn
hun
haar
uw
zijn

Slide 22 - Slide

bezittelijk voornaamwoord
Doet
jullie
computer
ook
zo
raar?
Hun
auto
is
duurder

Slide 23 - Drag question

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Het boek is van mij
Mijn speelgoed
Hun tassen
Ik schrijf hun een brief
Jouw zus
De hond is van jou

Slide 24 - Drag question

BEZITTELIJK voornaamwoord
PERSOONLIJK voornaamwoord
een PERSOON, dier of ding
geeft aan VAN wie iets is (bezit)

Slide 25 - Drag question

0

Slide 26 - Video

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:
Cursus Spelling & Grammatica > persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Bladzijde 134 t/m 136
Opdracht 1 t/m 5 en 7










Slide 27 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet wat de kenmerken en functies van persoonlijk en bezittelijke voornaamwoorden zijn in een zin.
Je kan bepalen welke woorden persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zijn.
Je kan zelf nieuwe zinnen bedenken met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
Je kan uitleggen waarom een woord een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord is.

Slide 28 - Drag question