Week 1 les 2 Geluid maken en horen

Week 1 les 2 
Opdracht Geluid maken en horen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Week 1 les 2 
Opdracht Geluid maken en horen

Slide 1 - Slide

De speakers van een stereo-installatie maken geluid. Tijdens een feestje staat de muziek hard.
Wat voel je als je een hand op de speakers houdt?
A
De speaker beweegt niet
B
De speaker is warm
C
De speaker trilt

Slide 2 - Quiz

Met je oren kun je geluid waarnemen.
Welk onderdeel van je oor trilt met de geluidstrillingen mee?
A
De stembanden
B
Het slakkenhuis
C
Het trommelvlies
D
De gehoorgang

Slide 3 - Quiz

Mensen maken geluid met hun stem. De lucht in de mond is dan aan het trillen.
Wat brengt de lucht aan het trillen?
A
De tong
B
De mond
C
De stembanden
D
De longen

Slide 4 - Quiz

Op een popconcert kun je speciale pluggen kopen. Deze stop je in je oren.
Waarvoor dienen deze pluggen?
A
Je kunt elkaar dan beter verstaan
B
Je kunt de muziek dan beter horen
C
Om gehoorschade te voorkomen

Slide 5 - Quiz

Vleermuizen maken geluid om vliegende insecten te kunnen waarnemen.
Waarom kunnen mensen dat geluid niet horen?
A
Het geluid is te hard
B
Het geluid is te hoog
C
Het geluid is te zacht
D
Het geluid is te laag

Slide 6 - Quiz

Bij popconcerten wordt gebruik gemaakt van microfoons en speakers.
Welke twee beweringen zijn waar?
A
Met een microfoon kun je geluid maken.
B
Met een microfoon kun je geluid opvangen.
C
Met een speaker kun je geluid harder maken.
D
Met een speaker kun je geluid opvangen.

Slide 7 - Quiz

Welk voorwerp is geen geluidsbron?
A
deurbel
B
gitaar
C
motor
D
oor

Slide 8 - Quiz

Een geluidsbron:
A
is een stof waardoor trillingen zich verplaatsen
B
vangt trillingen van de lucht op
C
veroorzaakt trillingen in de lucht
D
zet trillende lucht om in geluid

Slide 9 - Quiz

Is de uitspraak waar of onwaar?
Een luidspreker is een geluidsbron.
A
waar
B
onwaar

Slide 10 - Quiz

Is de uitspraak waar of onwaar?
Een kettingzaag is een geluidsbron.

A
waar
B
onwaar

Slide 11 - Quiz

Als de conus van een luidspreker naar buiten gaat, wordt de lucht rond de conus:
A
een klein beetje verdund
B
heel erg verdund
C
een klein beetje samengeperst
D
heel erg samengeperst

Slide 12 - Quiz

Vul de 6 juiste woorden in:
Geluid ontstaat door de (1) van een geluidsbron. Door beweging van de conus van een luidspreker verandert de (2) een klein beetje. Geluid kan zich door lucht verplaatsen, maar ook door een (3) en (4). In lucht heeft het geluid een snelheid van ongeveer (5) m/s. Bij een onweer zie je eerst de bliksem. Het geluid hoor je later. Dat komt doordat licht (6) gaat dan geluid.

Slide 13 - Open question

Wat trilt er heen en weer:
• in een luidspreker waar geluid uit komt?

Slide 14 - Open question

Wat trilt er heen en weer:
• aan een gitaar waarop wordt gespeeld?

Slide 15 - Open question

Welk deel van het oor neemt de trillingen in de lucht waar?

Slide 16 - Open question

Welke delen van het oor geven de waarneming van die trillingen door aan de hersenen?

Slide 17 - Open question

Inez laat de bel rinkelen, terwijl ze de lucht onder de stolp wegpompt (afbeelding 6). Ze hoort het geluid van de bel steeds zachter worden.
Leg uit waardoor dat komt.

Slide 18 - Open question

Met twee blikjes en een touwtje kun je een 'telefoon' maken (afbeelding 7). Als het touwtje strak gespannen wordt, kun je met elkaar praten via de blikjes.
Door welke tussenstof verplaatst het geluid zich dan?

Slide 19 - Open question

In de ruimte is geen geluid. Als astronauten aan een ruimtewandeling bezig zijn, praten ze met elkaar via de radio (afbeelding 8).
Waarom is er in de ruimte geen geluid?

Slide 20 - Open question

Als de radio stuk is, wordt het voor de astronauten erg lastig om met elkaar te praten. Toch kunnen ze in noodgevallen zorgen dat ze elkaar wel verstaan.
Wat moeten de astronauten in zo'n geval doen om elkaar toch te kunnen verstaan?

Slide 21 - Open question

De snelheid waarmee geluid zich door de lucht verplaatst is:
A
34 m/s
B
340 m/s
C
3400 m/s

Slide 22 - Quiz

Gerard beweert: “Je kunt eenvoudig nagaan hoe ver een onweersbui bij je vandaan is. Tel het aantal seconden tussen een bliksemflits en de donder en deel dit aantal door 3. De uitkomst is de afstand in kilometers.”
Hoelang doet het geluid volgens Gerard over één kilometer?

Slide 23 - Open question

Gerard beweert: “Je kunt eenvoudig nagaan hoe ver een onweersbui bij je vandaan is. Tel het aantal seconden tussen een bliksemflits en de donder en deel dit aantal door 3. De uitkomst is de afstand in kilometers.”
Hoe groot is dus de geluidssnelheid volgens Gerard?

Slide 24 - Open question

Gerard beweert: “Je kunt eenvoudig nagaan hoe ver een onweersbui bij je vandaan is. Tel het aantal seconden tussen een bliksemflits en de donder en deel dit aantal door 3. De uitkomst is de afstand in kilometers.”
Doet het geluid er in het echt langer of korter over? Licht je antwoord toe.

Slide 25 - Open question

Sonar
Op veel schepen wordt sonar gebruikt om de diepte van de zee te meten. Een geluidsbron zendt onder water geluidspulsen uit. De pulsen kaatsen terug tegen de zeebodem en worden daarna weer door een ontvanger opgevangen. Tussen het uitzenden en opvangen van een geluidspuls verloopt een korte tijd. Het sonarsysteem meet die tijd en berekent daaruit automatisch hoe diep de zee is.

Slide 26 - Slide

Gebruik tabel 1. Sommige zeeschepen maken gebruik van sonar (afbeelding 11).
Hoe groot is de snelheid van geluid in water?

Slide 27 - Open question

De sonar van een schip vangt een echo op. Dat gebeurt 0,2 seconde nadat het geluid is weggestuurd.
Hoe groot is de afstand die het geluid in die tijd heeft afgelegd?

Slide 28 - Open question