This lesson contains 12 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Wat leer je vandaag?
Hoe je een getal juist afrond
Hoe je een geldbedrag juist noteert
Wat is zelfvoorziening?
Wat is consumeren?
Slide 1 - Slide
Huiswerk
Maak blz. 10 t/m 12,
opgaven 7 t/m 16
Maak Herhalingsopdrachten blz. 40, opgaven 6 t/m 9
Maak de Samenvatting van 1.1. op blz. 34
Leer de Begrippen van 1.1. op blz. 35
Kader: Maak blz. 13
Slide 2 - Slide
Afronden
Afronden op hele getal, 1 cijfer na de komma of 2 cijfers na de komma?
Kijk naar de buurman
Is de buurman groter dan 5? Rond naar boven af
Is de buurman kleiner dan 5? Rond naar beneden af
Slide 3 - Slide
Voorbeeld Afronden
Jan en Cees gaan een appartement delen. De huur per maand is 965,23 euro per maand. Hoeveel zullen ze elk betalen aan huur permaand? Rond tot 2 decimalen af.
A
457,87
B
482,615
C
482,62
D
483,00
Slide 4 - Quiz
Geldbedrag noteren
2 decimalen (centen)
Je schrijft een komma (,) MAAR op je rekenmachine toets je een punt (.) in!
Bij duizendtallen schrijf je een punt, niet op je rekenmachine intoetsen!
1.260,75
Slide 5 - Slide
2.599,95
HD TD D . H T E , C
2 . 5 9 9 , 95
Slide 6 - Slide
Zelfvoorziening
Zelf iets maken waarmee je in je behoeften kunt voorzien.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Consumeren
Het kopen van goederen en diensten door consumenten.
Je consumeert op het moment dat je iets koopt, niet als je het opeet.
Slide 9 - Slide
0
Slide 10 - Video
Gebruiken en Verbruiken
Je gerbuikt iets meerdere keren (fiets, jas)
Je verbruikt iets en dan is het op (eten, wc-papier)
Maak blz. 13
Slide 11 - Slide
Huiswerk
Maak blz. 10 t/m 12,
opgaven 7 t/m 16
Maak Herhalingsopdrachten blz. 40, opgaven 6 t/m 9