Diagnostische toets Licht en beeld 3t

Bij een regenboog zie je uit welke kleuren het zonlicht bestaat.
> Met welk begrip wordt een kleurenband aangeduid?

1 / 18
next
Slide 1: Open question
natuuMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bij een regenboog zie je uit welke kleuren het zonlicht bestaat.
> Met welk begrip wordt een kleurenband aangeduid?

Slide 1 - Open question

Voorwerpen kunnen licht doorlaten, terugkaatsen of opnemen.
> Noem het begrip voor het opnemen van licht.

Slide 2 - Open question

Voorwerpen kunnen licht doorlaten, terugkaatsen of opnemen.
> Noem het begrip voor het opnemen van licht.

Slide 3 - Open question


Slide 4 - Open question

Zonlicht valt op een geel stuk karton.
Welke kleur wordt naar het oog gereflecteerd?

Slide 5 - Open question

In de winter ligt er soms een laagje sneeuw. Als de zon schijnt, smelt de sneeuw weg. Op plaatsen waar de sneeuw vuil is geworden, gaat dat sneller dan op plaatsen met mooie witte sneeuw.
 Leg uit waardoor dat komt.

Slide 6 - Open question

Tessa maakt op een feestje flitsfoto’s van haar vrienden en vriendinnen.
Als de foto’s afgedrukt zijn, blijken alle personen rode ogen te hebben.
Hoe komt dat?
A
Van het witte flitslicht absorberen de ogen alle kleuren.
B
Van het witte flitslicht kaatsen de ogen alle kleuren terug.
C
Van het witte flitslicht absorberen de ogen alleen rood licht.
D
Van het witte flitslicht kaatsen de ogen alleen rood licht terug.

Slide 7 - Quiz

Bij een ooglens zorgen spieren ervoor dat de lens minder bol of boller wordt om een scherp beeld op het netvlies te vormen.
> Hoe heet dit scherpstellen van de ooglens?

Slide 8 - Open question

Als een voorwerp dichter dan 50 cm bij het oog komt, wordt er zonder bril geen scherp beeld op het netvlies gevormd.
Een voorwerp bevindt zich 50 cm voor het oog. Het wordt nu dichter naar het oog gebracht.
Wordt de voorwerpsafstand groter / kleiner?

Slide 9 - Open question

Als een voorwerp dichter dan 50 cm bij het oog komt, wordt er zonder bril geen scherp beeld op het netvlies gevormd.
Een voorwerp bevindt zich 50 cm voor het oog. Het wordt nu dichter naar het oog gebracht.
Wordt de beeldafstand groter / kleiner?

Slide 10 - Open question

Als een voorwerp dichter dan 50 cm bij het oog komt, wordt er zonder bril geen scherp beeld op het netvlies gevormd.
Een voorwerp bevindt zich 50 cm voor het oog. Het wordt nu dichter naar het oog gebracht.
Wordt het beeld voor of achter het netvlies gevormd?

Slide 11 - Open question

Mark kijkt op de torenklok hoe laat het is. Wat gebeurt er met zijn ooglenzen als hij daarna op zijn horloge kijkt?

Slide 12 - Open question

Mark kijkt op de torenklok hoe laat het is. Hoe verandert de voorwerpsafstand als hij op zijn horloge kijkt?

Slide 13 - Open question

Mark kijkt op de torenklok hoe laat het is. Hoe verandert de beeldafstand als hij op zijn horloge kijkt?

Slide 14 - Open question

Leg uit wat bijziend is.

Slide 15 - Open question

Hoe heet het punt waarbij de lichtstralen die vanuit een bolle lens vallen samenkomen?

Slide 16 - Open question

Bij welke lens gaan de lichtstralen divergeren?

Slide 17 - Open question

Een voorwerp staat voor een bolle lens. Hoe zie je het beeld van dit voorwerp?

Slide 18 - Open question