Unit 4 - Lesson 3

Engels
T3
1 / 36
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Engels
T3

Slide 1 - Slide

Planning
1. Praktische zaken
2. Lessonaims
3. Recap grammar
4. Grammar explanation pt 1
4. Practise
5. Grammar expxlanation pt 2
6. Practise / Schrijftoets bespreken



Slide 2 - Slide

Inhaal PW's
Inhalen
- INH in Magister
- 18 mei / 25 mei, 8e uur


Slide 3 - Slide

Today's lesson aims

Slide 4 - Slide

Ik kan 'can' en 'be able to' gebruiken in de zin
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 5 - Quiz

Ik kan 'to be going to + hele ww' + 'will + hele ww' gebruiken in de zin
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 6 - Quiz

Ik kan vergelijkingen in de zin gebruiken.
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 7 - Quiz

Can vs. to be able to

Slide 8 - Slide

Can + hele werkwoord
Wanneer?
- kunnen (in staat zijn)
I can speak 4 languages

Hoe?
+ can + hele ww
- can't + hele ww
I can't speak 4 languages

Slide 9 - Slide

'be able to'+ hele ww
Wanneer?
- kunnen (in staat zijn)
She is able to touch her elbow with her tongue

Hoe?
be + able to + hele ww                                           (be = am/is/are of was/were)
She was able to touch her elbow with her tongue

Slide 10 - Slide

Future: 'to be going to + hele ww' vs. will + hele werkwoord

Slide 11 - Slide

'to be going to + hele ww
Wanneer?
- plannen voor de toekomst
- als je zeker weet dat iets gaat gebeuren (met bewijs)

She is going to visit her brother tomorrow
Look at the clouds! It is going to rain soon!

Hoe?
+/? to be + going to + hele ww                                           (to be = am/is/are of was/were)
- to be + not + going to + hele ww
Are they going to celebrate her birthday?

Slide 12 - Slide

'will' + hele werkwoord
Wanneer?
- als je niet zeker weet dat iets gaat gebeuren (geen bewijs) -> beloftes, voorspellingen
- spontaan plan

Wait, I will go with you!
I think I will get a good grade on my test!

Hoe?
will + hele werkwoord


Slide 13 - Slide

'to be going to + hele ww

Wanneer?
- plannen voor de toekomst
- als je zeker weet dat iets gaat gebeuren (met bewijs)


She is going to visit her brother tomorrow
Look at the clouds! It is going to rain soon!

'will' + hele werkwoord

Wanneer?
- als je niet zeker weet dat iets gaat gebeuren (geen bewijs) -> beloftes, voorspellingen
- spontaan plan


Wait, I will go with you!

Slide 14 - Slide

I _______ (travel) to Paris this summer, I have tickets already!
A
am going to travel
B
will travel

Slide 15 - Quiz

I think she ______ never ______ (go) to that blind date
A
is never going to go
B
will go

Slide 16 - Quiz

____ your friend _____ (come) home from the hospital soon?
A
Is - going to come
B
will - come

Slide 17 - Quiz

Practise Grammar
Extra oefenen?
Klik hier voor oefening 1 (alleen will + hele ww)

Snap je de grammatica?
HW:  4.2, opdr. 18 & 4.4, 33 t/m 36 + 38

Slide 18 - Slide

Vergelijkingen

Slide 19 - Slide

Comparisons 
In het Nederlands noemen we ze trappen van vergelijkingen.
Gebruik: Om mensen of dingen te beschrijven
Je vergelijkt ze met elkaar. 
Comparative: Vergrotende trap
  Superlative: Overtreffende trap. 
C
B
A
Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.

Slide 20 - Slide

Comparisons 
Woorden van 1 lettergreep/syllable:
- Vergrotende trap: -er
- Overtreffende trap: -est
old
older
oldest

Slide 21 - Slide

Comparisons 
Woorden van 3 lettergrepen of meer:
- Vergrotende trap: more 
- Overtreffende trap: most
expensive
more expensive
most expensive

Slide 22 - Slide

Comparisons 
Woorden van 2 lettergrepen - eindigend op -le/-er/-ow/-y
- Vergrotende trap: -er
- Overtreffende trap: -est
happy - happier - happiest

Woorden van 2 lettergrepen - niet eindigend op -le/-er/-ow/-y
- Vergrotende trap: more
- Overtreffende trap: most
famous - more famous - most famous

Slide 23 - Slide

Comparisons - (niet) gelijk
(not) as .... as 


This is just as cheap as that one!
I am not as fit as you are!

Slide 24 - Slide

Comparisons - uitzonderingen

Slide 25 - Slide

Welk rijtje is juist?
A
Good - Better - Best
B
Good - Gooder - Goodest
C
Beautiful - Beautifuler - Beautifulest
D
Small - More small - Most small

Slide 26 - Quiz

That group is _____ than the other group.
A
the more serious
B
the most serious
C
more serious
D
most serious

Slide 27 - Quiz

Welk rijtje klopt niet?
A
nice - nicer - nicest
B
happy - happier - happiest
C
bad - badder - baddest
D
beautiful - more beautiful - most beautiful

Slide 28 - Quiz

It is not as _____ as last year to find good football players.
A
difficult
B
difficulter
C
more difficult
D
difficultest

Slide 29 - Quiz

Adele is famous. Lady Gaga is _____ than her, but Michael Jackson is _____!
A
more famous, the most famous
B
famouser, the most famous
C
famouser, the famousest
D
more famouser, most famous

Slide 30 - Quiz

Practise Grammar
Kies:
- Zelfstandig aan de slag

HW:  4.2, opdr. 18 & 4.4, 33 t/m 36 + 38

- Verder oefenen met vergelijkingen (samen)

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Today's lesson aims check

Slide 33 - Slide

Ik kan 'can' en 'be able to' gebruiken in de zin
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 34 - Quiz

Ik kan 'to be going to + hele ww' + 'will + hele ww' gebruiken in de zin
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 35 - Quiz

Ik kan vergelijkingen in de zin gebruiken.
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 36 - Quiz