Verdienen en uitgeven

Geef de verkeersvergelijking van Fisher
1 / 14
next
Slide 1: Open question
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 6

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Geef de verkeersvergelijking van Fisher

Slide 1 - Open question

De Effectieve Vraag = C + I + O + E - M
E-M staat voor:
A
Particulier spaarsaldo
B
Saldo lopende rekening
C
Saldo overheid
D
Saldo buitenland

Slide 2 - Quiz

Noem de onderdelen van de effectieve vraag (EV).
A
EV = C + O + E – M
B
EV = C + I + O + E
C
EV = C + I + O – M
D
EV = C + I + O + E – M

Slide 3 - Quiz

De Effectieve Vraag = C + I + O + E - M
I staat voor:
A
Particuliere investeringen
B
Particuliere inkomsten
C
Financiële instellingen
D
Import

Slide 4 - Quiz

Hoogconjunctuur
Laagconjunctuur
dalende bestedingen
Hoge bezettingsgraad
Overbesteding
Hoge werkloosheid
Hoog consumentenvertrouwen

Slide 5 - Drag question

B
C
E
Bedrijven
Overheid
Gezinnen

Slide 6 - Drag question

Keynesianen
Klassieken
Conjunctuur
Structuur
Kleine overheid
Y=EV=C+I+O+E-M
Bestedingsinflatie
Anti-cyclisch beleid
Kosteninflatie
automatische stabilisatoren

Slide 7 - Drag question

Twee beweringen.
I. Volgens Keynes zijn gedurende een laagconjunctuur door marktwerking de lonen en prijzen niet star.
II. Volgens de Klassieken zal tijdens een laagconjunctuur stimulering van de vraag de productie op lange termijn verhogen.



A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 8 - Quiz

Is de vraag naar tomaten een voorbeeld van een collectieve of een geaggregeerde vraag?
A
Collectieve vraag
B
Geaggregeerde vraag

Slide 9 - Quiz

De wereldhandel neemt af
A
geaggregeerde vraaglijn gaat naar rechts door wijziging in E-M
B
geaggregeerde vraaglijn gaat naar links door wijziging in E-M
C
geaggregeerde vraaglijn gaat naar rechts door wijziging C en I
D
geaggregeerde vraaglijn gaat naar links door wijziging C en I

Slide 10 - Quiz

Twee beweringen.
I. Een evenwicht van het geaggregeerde aanbod en de geaggregeerde vraag op korte termijn kan niet tot een productieomvang leiden boven de productiecapaciteit.
II. Een evenwicht van het geaggregeerde aanbod en de geaggregeerde vraag op korte termijn zal op langere termijn verschuiven naar de productiecapaciteit.


A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 11 - Quiz

tarifaire of non-tarifaire maatregelen
Tarifaire maatregelen
Non-tarifaire maatregelen
Invoerrechten
Exportsubsidie
Invoerquota
Kwaliteitseisen

Slide 12 - Drag question

Het bruto binnenlands product is NIET gelijk aan...
A
de som van import en export
B
het nationaal inkomen
C
de totale productie

Slide 13 - Quiz

Gevolgen van hoogconjunctuur zijn:
A
een ruime arbeidsmarkt en hogere inflatie dan normaal
B
een ruime arbeidsmarkt en lagere inflatie dan normaal
C
een krappe arbeidsmarkt en hogere inflatie dan normaal
D
een krappe arbeidsmarkt en lagere inflatie dan normaal

Slide 14 - Quiz