This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Economie G6
Les 13
Verder met Economische Crisis
Slide 1 - Slide
Voorspelbaar gedrag?
De les is begonnen, als ik ben begonnen (programma op bord geschreven).
Te laat? Haal een groene kaart.
Iedereen heeft materiaal mee, eigen device, dat werkt en opgeladen is.
Verder heb je een rekenmachine, pen & papier mee (schrift voor dit vak
of klapper met ringband papier). Wie schrijft die blijft?
(niet in orde: 'boeken vergeten' in Magister.)
Telefoon is opgeborgen, mag in de 'telefoontas'. Zie ik je mobiel wel?
Zonder mopperen inleveren, einde van de dag ophalen bij
verzuimcoördinator. (Alles op je device mag, indien passend bij les)
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Na vandaag,
kun je deze woorden met verve toepassen?
- productiecapaciteit
- arbeidsproductiviteit
- beroepsbevolking
- werkeloosheid (verschillende soorten)
Spoorboekje
Leerdoelen H3
Vragen?
Opgaven maken (deze week t/m 3.19)
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Conjunctuur
Maximale productiecapaciteit op korte termijn
Op lange termijn - groei door toenmane KANO
Knelpuntfactor
Effectieve vraag: Ev = C + I + O + E - M
Slide 5 - Slide
De formele omschrijving van hoogconjunctuur is
A
De groei van het nationaal inkomen is groot
B
Het %groei van het nationaal inkomen is groter dan gemiddeld
C
Het %groei van het reële BBP is groter dan gemiddeld
Slide 6 - Quiz
De vraag naar producten is gedaald. Hierdoor is Arno werkloos geworden. Van welke vorm van werkloosheid is hier sprake?
A
conjuncturele werkloosheid
B
frictiewerkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
structurele werkloosheid
Slide 7 - Quiz
Wat kan de overheid doen om de conjunctuur af te remmen?
A
Meer overheidsbestedingen
B
Belastingtarieven verlagen
C
Verhogen inkomstenbelasting
Slide 8 - Quiz
Hoe versterkt een hoog consumentenvertrouwen een hoogconjunctuur?
A
Consumenten denken dat hun inkomen in de toekomst hoog is
B
Consumenten denken dat hun inkomen in de toekomst laag is
Slide 9 - Quiz
De bezettingsgraad is
A
productie/productiecapaciteit
B
productiecapaciteit/productie
C
afzet/productie
D
productie/afzet
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Video
Slide 12 - Video
Leerdoelen: check?
Leerdoelen
Slide 13 - Slide
Opgaven maken
Deze week behandelen we in de lessen / niet af dan huiswerk, H3 3.1 t/m 3.19
Reeds gemaakt huiswerk:
Week 40: H2: t/m 2.29
timer
10:00
Slide 14 - Slide
Twee beweringen. I. De bezettingsgraad is de verhouding tussen afzet en productie van een land. II. Wanneer de effectieve vraag groter is dan de normale bezetting van de productiecapaciteit ontstaat er (bestedings-) inflatie.
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout
Slide 15 - Quiz
Welke maatregel of maatregelen van de overheid passen bij een Keynesiaans beleid in een laagconjunctuur?
A
de belastingen verhogen.
B
de subsidies aan bedrijven verhogen.
C
haar bestedingen verhogen.
D
de rente verhogen.
Slide 16 - Quiz
Bij laagconjunctuur zoals in 2009 in Nederland bestaat het anticyclisch overheidsbeleid uit:
A
het verlagen van de belastingen en bestedingen beide met € 3 miljard.
B
het verhogen van de belastingen en bestedingen beide met € 3 miljard.
C
het verlagen van de belastingen met € 3 miljard en het verhogen van de bestedingen met € 2 miljard.
D
het verhogen van de belastingen met € 2 miljarden het verlagen van de bestedingen met € 3 miljard.
Slide 17 - Quiz
Bij hoogconjunctuur zoals in 2007 in Nederland bestaat het anticyclisch overheidsbeleid uit:
A
het verlagen van de belastingen en bestedingen beide met € 3 miljard.
B
het verhogen van de belastingen en bestedingen beide met € 3 miljard.
C
het verlagen van de belastingen met € 3 miljard en het verhogen van de bestedingen met € 2 miljard.
D
het verhogen van de belastingen met € 2 miljard en het verlagen van de bestedingen met € 3 miljard.
Slide 18 - Quiz
De winkels zijn in december elke avond open. Wordt hierdoor de arbeidsproductiviteit groter?