De vier naamvallen herkennen en weten hoe je ze moet vertalen;
Woordjes van les 1-3;
Vertaalopdrachtje.
Slide 2 - Slide
Romulus en Remus
Je weet hoe het verhaal ongeveer verloopt en wie de hoofdrolspelers zijn (bijv. Numitor, Amulius, Faustulus).
Je kunt aan de hand van een plaatje bepalen waar we zijn in het verhaal.
Slide 3 - Slide
Naamvallen herkennen
Welke vorm is feminae / regi / domino?
Wat is de functie van een dativus?
Slide 4 - Slide
Woordjes
Die moet je kennen voor alle opdrachten, omdat je ze moet kunnen gebruiken.
Je krijgt een aparte opdracht waarbij je van de woordjes de vertaling moet opschrijven.
Slide 5 - Slide
Vertaalopdracht
Hier komt alles samen. Aan de hand van woordjes, grammatica, en je kennis van de verhalen vertaal je een tekstje. Dit gaan we deze les nog even oefenen voor wie dat wil.
Slide 6 - Slide
Twee groepen
De groep die volgende week op school is, gaat die vrijdag de toets maken. De leerlingen die thuis zitten, gaan met een aparte opdracht bezig. De week erop doen we het andersom.
Slide 7 - Slide
Nu
Ga je of leren, of met mij meedoen met nog even oefenen. Als je gaat leren en je hebt een vraag, dan stel je die via Teams aan mij. Ik zal die dan op die manier beantwoorden.